
Preek op Paasmorgen 4 april 2021
Jesaja 25:6-9
Marcus 16:1-8
Kolossenzen 3:1-4
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het Marcusevangelie is toch wel erg bijzonder.
Marcus laat misschien wel het meest van alle evangelisten zien hoe raar de mens in elkaar zit.
Want hoe vreemd reageren de vrouwen op Paasmorgen op het goede nieuws:
Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan,
want ze waren bevangen door angst en schrik. (vers 8)
En dat terwijl de in het wit geklede jongeman had gezegd:
Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazareth die gekruisigd is.
Hij is opgewekt uit de dood, Hij is niet hier. (vers 7)
De reactie op het paasbericht is er niet een van instemming.
Er klonk niet plotseling een toon, er juichte geen stem door gans Jeruzalem,
nee, dat Paaslied was er niet zomaar.
De eerste reactie van de mens was totaal anders:
schrik, ontreddering, er niets maar dan ook niets mee kunnen.
Marcus vertelt ons: Pasen lijkt eerder een afknapper dan een opsteker.
Dat is trouwens in lijn met veel wat we al eerder tegenkwamen in dit evangelieboek:
dat het heil maar langzaam of niet doordrong tot de mensen.
Ook voor Jezus’ eigen discipelen gold dit.
Denk maar terug aan de dienst van twee weken geleden,
toen Jezus zijn discipelen in het schip hun hardheid van hart verweet.
Er valt nog meer op:
we lazen wel eerder van een wonderteken dat Jezus verrichtte,
en dan zei Hij na afloop: ‘’Je moet het tegen niemand vertellen’’.
En wat gebeurde er dan? De genezen mens bazuinde het wél rond.
En wat horen we nu?
De in het wit geklede jongeman zegt:
Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus:
Hij gaat jullie voor naar Galilea,
daar zullen jullie Hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd. (vers 7)
Maar wat lezen we?
Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. (vers 8)
Kortom, de mens reageert ook nog eens geheel tegendraads, vertelt Marcus.
Als hij iets níet mag vertellen, vertelt hij het wél,
en als hij iets wél mag vertellen, vertelt hij het níet.
Wat moeten we daar toch allemaal mee vanmorgen?
Worden we niet een beetje in de put gepraat door Marcus?
Wij, die misschien juist in deze coronatijd wel extra, meer dan anders, verlangen naar een opsteker,
wat moeten of kunnen we met dit verhaal dat spreekt over Pasen als een afknapper?
Nou, misschien kunnen we er wel meer mee dan we denken.
Want is het ergens niet ook heel troostrijk en nabij, dit verhaal?
Wat je er ook van vindt, het legt de lat in elk geval niet erg hoog.
Ook als je verder leest, en Jezus’ discipelen het paasbericht dan eindelijk ontvangen,
lees je tweemaal dit:
Ze geloofden het niet. (vers 11 en 13)
Nee, de lat ligt niet erg hoog.
Gelukkig, gemeente, is de Bijbel geen boek van mensen die het allemaal veel beter geloofden dan wij.
Het is geen boek van geestelijke reuzen, maar gewoon van mensen van vlees en bloed,
die hun worstelingen net zo goed kennen bij het geloof.
Die, net als kleine kinderen die leren lopen, een paar wankele passen zetten, maar al heel snel weer op hun achterwerk belanden.
Maar ook mensen: die dan weer bij de hand genomen worden.
Tot ze het gaan zien.
Tot het licht door begint te breken.
We mogen daarom ook af van de gedachte, vertelt Marcus,
dat we vast en zeker wel veel beter hadden geloofd,
als we in de tijd van Jezus hadden geleefd.
Nee hoor, kijk maar: zelfs de mensen die er met hun neus bovenop stonden,
hadden net zo goed te maken met twijfel en aanvechting.
Met die gedachte:
Zou het allemaal wel wáár zijn?
Zou het écht zo zijn?
Nee, zegt dan dat stemmetje, dat kán toch niet?
En toch: het kán wel!
Want juist die mensen, die aanvankelijk zo vol ongeloof, zo sceptisch reageerden,
juist die mensen raakten op een gegeven moment diep overtuigd,
dat het wél zo was.
Ze zijn op weg gegaan, om dit goede nieuws te verkondigen.
En konden er hun leven voor over hebben.
Alleen dát gegeven al kan ons geestelijk wakker maken:
als mensen die het eerst absoluut niet geloofden,
ineens zo’n draai hebben gemaakt,
zou het dan niet echt waar zijn?!
Zij maakten die draai, omdat Jezus aan hen verscheen.
Tot aan Paulus toe.
Fel anti zelfs, tegen die gelovigen in Jezus. Tot Jezus hem verscheen,
en hij 180 graden draaide en een gedreven apostel werd.
En wij dan?
Kan Jezus ook óns verschijnen?
Volgens Paulus wel degelijk.
Hij is er van overtuigd dat Christus leeft.
Meer nog: dat ook wíj met Christus uit de dood zijn opgewekt.
Hij schrijft aan de mensen in Kolosse:
Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt… (Kolossenzen 3:1)
Dat is wat!
Dat gaat nog een stapje verder.
Het gaat er niet alleen over dat Jézus is opgewekt uit de dood,
maar ook hierover: dat wij mét Hem uit de dood zijn opgewekt.
Dat wij met Hem leven!
Dat brengt Pasen ineens heel dichtbij.
Ook u, ook jij, mag weten dat je mét Jezus leeft.
Maar hoe moet je dat dan begrijpen: dat je uit de dood bent opgewekt?
Nou, eigenlijk zo: dat toen op het moment dat Jezus stierf,
er ook bij ons mensen iets is gestorven.
Iets, wat de Bijbel wel aanduidt met: ‘’zonde’’, of: ‘’gebrokenheid’’.
Zoveel in dit leven dat er nu nog wel ís (en waar we soms maar moeilijk overheen kijken),
maar dat bestemd is om te verdwijnen.
Al het donkere, het gebrokene, het is eigenlijk met Jezus al het graf in gegaan.
En toen Jezus opstond uit de dood is er eigenlijk al iets nieuws begonnen.
U bent immers gestorven,
en uw leven ligt met Christus verborgen in God. (Kolossenzen 3:3)
Nu beamen we dat als mensen maar heel erg traag, zagen we.
Maar juist daarom spreekt Paulus hierover.
Hij begrijpt ook wel dat dit niet gemakkelijk is om te zien.
Hij gebruikt zelfs het woordje ‘’verborgen’’:
uw leven ligt met Christus ‘verborgen’ in God.
Dát het zo is, zie of voel je lang niet altijd.
Maar het ís wel zo!
En er komt een moment dat je het zult zien:
Wanneer Christus, uw leven, jouw leven, verschijnt,
zult ook u, zal ook jij, samen met Hem, in luister verschijnen. (Kolossenzen 3:3)
Ook deze tekst laat het zien:
het gebeurt pas als Christus verschijnt,
pas dan ga je het echt zien,
net zoals in de evangeliën de mensen het vaak pas echt zien en geloven,
als Jezus hen Zelf verschijnt.
Maar dat moment zál komen, zegt Paulus.
En wanneer Jezus verschijnt, breekt ook voor jullie de heerlijkheid door.
Eigenlijk zegt hij hier niets anders dan de profeet Jesaja.
Ook Jesaja hoorden we zeggen dat de volkeren het lang niet altijd een-twee-drie zien.
Zij zijn bedekt met een soort sluier.
Jesaja spreekt over:
Het waas, dat alle volken het zicht beneemt,
de sluier waarmee alle volken omhuld zijn. (Jesaja 25:7)
Maar, God Zelf zal dat waas vernietigen:
Op deze berg vernietigt Hij het waas
dat alle volken het zicht beneemt,
de sluier, waarmee alle volken omhuld zijn.
Daar mogen we dus vol vertrouwen naar uitzien,
dat Hij er Zelf voor zal zorgen dat we het gaan zien!
En dan zal voorgoed gebeuren, waar Pasen nu al van spreekt:
Voor altijd doet Hij de dood teniet.
God, de HEER, wist de tranen van elk gezicht. Jesaja 25:8)
En dan, eindelijk, zullen de mensen dit doen:
Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God!
Hij was onze hoop: Hij zou ons redden!’ (Jesaja 25:9)
Dan breekt het licht van Pasen voorgoed door,
en dan zullen de mensen het ook echt gaan doorvertellen.
We zagen in Marcus dat dat spreken over Pasen maar moeizaam op gang kwam,
tot Jezus Zelf verscheen.
Maar er komt een dag dat voluit gebeurt:
als de Here God verschijnt,
dán zal men het zeggen en delen: Hij is onze God!
Maar… betekent dat dan dat we maar met de armen over elkaar moeten gaan afwachten,
tot die dag dag komt?
Nee, natuurlijk niet.
Met Pasen weten we: we zijn op weg naar die dag,
de weg er heen ís al begonnen.
En uiteindelijk zíjn de leerlingen van Jezus gaan spreken en getuigen over Pasen.
Anders zaten wij hier niet, in de kerk of thuis, Pasen te vieren.
Dat hebben we te danken aan mensen die er al wel degelijk over zijn gaan praten,
die hebben getuigd, die het hebben doorgegeven.
Waarom?
Omdat zij overtuigd zijn geraakt van Jezus.
Door zijn Geest, die in ons woont.
Die Jezus heel dichtbij ons brengt.
Daarom is Pasen ook zeker niet het laatste wat we vieren.
De veertigdagentijd is nu voorbij,
maar er begint nu tegelijk een vijftigdagentijd: op weg naar Pinksteren.
Want de heilige Geest leert ons Pasen te geloven.
En dankzij de heilige Geest kúnnen we het nu al geloven,
ook al is die dag van Jesaja nog niet gekomen,
en ook al is ons leven met Christus, zoals Paulus het zegt, nog verborgen.
Maar de hoop is er al!
En die wordt telkens weer gewekt door de heilige Geest,
de Geest van God en van Jezus.
En daarom gaan wij vol verlangen op weg,
met Marcus als vertrekpunt:
het soms maar zo moeilijk kunnen geloven,
maar toch met de hoop: dat Hij ons zal verschijnen,
en ook nu al bij ons is.
Amen.