Zondag lezen we het Pinksterverhaal uit Handelingen 2:1-11.
Het is trouwens altijd weer goed dat we hierbij bedenken dat het Jóden waren die hier de heilige Geest ontvingen.
Later, in Handelingen 10, valt de Geest ook, tot verbazing van Petrus en de zijnen, ook op Romeinen (mensen uit de volkerenwereld dus).
Zondag vieren we dus dat wij, verbonden met Israel, later óók hebben mogen delen in deze goede gaven van de Geest van Israels God.
Ditmaal heb ik mijn blog een beetje anders gemaakt.
Deze week hadden we namelijk werkgemeenschap van de predikanten uit onze regio.
Daarbij deden we ‘Lectio Divina’, dat wil zeggen dat je het Bijbelgedeelte leest, en goed oplet wat dit gedeelte met je gevoel doet.
Wat het bij je oproept aan beelden bijvoorbeeld.
We kregen als opdracht er een tekening bij te maken.
Die van mij was zeker geen Rembrand, maar ik vind het toch aardig om hem een keer te delen, om zo een paar dingen te laten zien die mij raakten in het verhaal:
Ik bleef haken bij de begintekst die vertelt dat er plotseling uit de hemel een geluid als van een sterke windvlaag kwam, die het hele huis daar in Jeruzalem vulde.
Ik heb dit huis weergegeven op symbolische wijze: door de Hebreeuwse letter ”Beth” (dat ”huis” betekent) een beetje als een huis te tekenen. Een oplettende lezer ziet er misschien wel een Sallandse boerderij in. Ook wij in Salland mogen immers delen in de gaven die aan Israel geschonken zijn.
Terug naar de letter ”beth”.
In het Jodendom heeft die letter ook een symbolische betekenis: dit huis heeft een veilige vloer (onder het menselijk bestaan), een steun en bescherming in de rug (de rechtermuur, in het Jodendom leest men immers van rechts naar links) en een veilig dak boven het hoofd. De linkermuur ontbreekt: God opent immers de weg naar de toekomst (nogmaals: dat is linksaf gaan bij het lezen)!
Dat huis wordt dus gevuld met ‘wind uit de hemel’.
Of mooier gezegd: met de ‘adem van God’, in de Bijbel ook een benaming voor de heilige Geest.
Ook die heb ik geprobeerd te tekenen.
God die ook onze huizen wil vullen met zijn Geest.
Dan vraag je je wel af: hoe is dat bij ons?
Is de Geest er ook in mijn huis, in ieder kamertje, van de kelder tot de zolder?
Of zijn er compartimenten voor Hem afgesloten?
En vervult de Geest ook iedere huisgenoot van ons?
En hoe zit het met mijzelf?
Het bemoedigende van dit verhaal is: de hémel doet het!
Díe vult het hele huis.
Dat hoeven we zelf niet te doen.
Trouwens: één ding wél.
Er was door de mensen hartstochtelijk gebeden om de Geest.
Volhardend ook.
Dat mag ons helpen, als ook wij graag onze huizen vol zouden zien van Gods Geest,
in alle kamers en dingen van ons leven
en van die van onze huisgenoten.
Bidden.
En niet zomaar even, maar bij voortduur.
Niet opgeven.
Daar rust een belofte op.
En, ook zie je niet direkt ‘resultaat’:
misschien is de Geest allang bezig.
Bij jezelf of een ander: maar dan ongezien.
Dat kan ook.
Bij Pinksteren ging het spectaculair.
Maar God kan ook bezig zijn in de stilte, ongezien, ongemerkt.
Dat je er, voor jezelf of een ander, pas later achterkomt.
God geeft in elk geval graag en veel van zijn Geest.
De Bijbel gebruikt zelfs het woordje: uitstorten. (dus niet: karig druppelen)
En Jezus zegt: wie volhardend bidt om de heilige Geest, die zál ontvangen!
Ik wens u toe dat uw huis en huisgenoten vol mogen zijn van de Geest van Israels God en Jezus Christus!
Handelingen 2:1-11
1Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.2Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.3Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten,4en allen werden vervuld van deheiligeGeesten begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
5In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde.6Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andereleerlingenin zijn eigen taal hoorde spreken.7Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken?8Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?9Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia,10Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben,11Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’