Witte Donderdag 2021 | Numeri 6 en Markus 14

Preek op Witte Donderdag 1 april 2021, Grote Kerk Nieuwleusen

Numeri 6:1-4
Marcus 14:17, 22-26

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het klinkt tegenstrijdig:
Jezus zong de lofzang voor God,
en dat terwijl Hij aan de vooravond stond van zijn lijden en sterven.

Het was uiteraard volgens goede gewoonte,
dat de Pesachmaaltijd omlijst was met de Psalmen die Gods lof zongen,
omdat Hij zijn volk destijds uit Egypte had bevrijd, maar toch…
wat Jezus zou gaan ervaren was het tegengestelde van bevrijding:
Hij zou de peilloze diepte ingaan, van God en mensen verlaten.

En toch, Hij zong Gods lof.
Wat een onvoorstelbare toewijding spreekt daaruit.
Een toewijding aan de Vader en niet minder aan de mensen,
die Hij zou gaan verlossen door zijn lijden en sterven.

Het is in dit licht, van deze toewijding van Jezus,
dat wij ook zijn slotwoorden aan tafel mogen zien.

Jezus zei:

Voorwaar, Ik zeg u,
Ik zal voorzeker niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken,
tot op die dag, dat Ik haar nieuw zal drinken,
in het Koninkrijk Gods.
(vers 25)

Wat Jezus hier deed, is niet minder dan een gelofte doen,
zoals nazireeërs dat ook deden:
Joodse gelovigen die zich voor een bepaalde periode extra aan God wilden toewijden,
konden een gelofte doen, waarmee zij zich een tijdlang van bepaalde zaken zouden onthouden,
zoals bijvoorbeeld het drinken van wijn.
We lazen erover in Numeri 6.

Nu, vlak na de Pesachmaaltijd, doet ook Jezus een dergelijke gelofte.
Een gelofte met een enorme diepgang.
Hij spreekt hier uit dat Hij zich van het de vrucht van de wijnstok zal onthouden,
tot Hij deze nieuw zal drinken, in het Koninkrijk van God.

Uit die gelofte spreekt een enorme vastberadenheid van de Here Jezus.
Met het doen van deze gelofte verplicht Hij Zichzelf, publiekelijk,
tot het niet meer drinken van wijn, tot in Gods Koninkrijk.
Dat is een gelofte met een enorme reikwijdte.
Zoals gezegd: normaliter deden Nazireeërs zo’n gelofte met het oog op een beperkt tijdsinterval,
tijdens hun aardse leven.


Maar, als Jezus het heeft over Gods Koninkrijk: over wat voor tijdsspanne praat je dan?
In ieder geval is duidelijk dat Jezus zichzelf een heel bijzondere verplichting heeft opgelegd.
Hij is dan ook innerlijk vol van zijn naderende weg van lijden sterven.
Zijn weg van volkomen toewijding aan de Vader, en al zijn naasten.
Het is alsof Jezus met deze publiekelijke verklaring zijn eigen bereidheid tot deze missie onderstreept,
er is nu geen weg meer terug.

Wat een indrukwekkende verklaring van Jezus…

Tegelijk is er misschien iemand die zegt: ja, maar hoe zit dat dan?
Want al op de volgende dag, op Goede Vrijdag, lees je dat Jezus tóch weer wijn drinkt: aan het kruis.
Weliswaar zure wijn, maar, ook daarvan lees je in Numeri dat die verboden was voor een nazireeër om van te drinken. Dus hoe moet je dat dan zien?
Brak Jezus dan al een dag later zijn gelofte?
Of… mogen we het ánders bekijken?
Want Jezus had immers gezegd: Ik zal geen wijn meer drinken tot de komst van… Gods Koninkrijk?

Mogen we dan misschien vermoeden dat een dag later het Koninkrijk van God al gekomen is?
Want we lezen in Marcus 16 dat Jezus, zeer kort nadat Hij de zure wijn dronk, stierf.
Bedoelde Jezus dát misschien, dat met zijn dóód het Koninkrijk Gods zou komen?
En dat die slok zure wijn daar mee samenviel. Dat zijn lijden toen voltooid was, en Gods Koninkrijk aangebroken was?
Inderdaad, gemeente, lijkt daar alles heen te wijzen.
Was Jezus’ prediking vanaf het begin van het Marcusevangelie daar al niet vol van:
dat het Koninkrijk Gods vlákbij was gekomen?

              De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen! (Marcus 1:15)

Daarmee wordt een spanning opgebouwd door Marcus: het is al vlakbij!
En wanneer zal het dan arriveren?
Nou, op het moment dat Jezus stierf, mag je dus misschien wel zeggen.

En horen we ook in een ander evangelie Jezus niet tegen de moordenaar aan het kruis zeggen dat deze ‘’heden’’ (dus: vanaf nu) met Hem in het paradijs, in Gods Koninkrijk zal zijn?
Ook daar klinken deze woorden vlak voordat Jezus zou sterven.

Gods Koninkrijk, kun je dan zeggen, is dus niet iets wat alleen nog maar moet komen,
wat we verwachten, eens, ooit…
Natuurlijk is dat zeker waar, en zien we uit naar die tijd dat het overal op aarde zichtbaar door zal breken. En dat dat feestmaal er zal zijn, waarvan de profeten al spraken, niet met zure wijn maar met dure belegen wijnen.
Maar tegelijk mag je misschien ook wel zeggen dat dat Koninkrijk al begonnen is!
Op een verborgen manier weliswaar, maar niet minder krachtig.
Op het moment dat Jezus’ lijden volbracht was, en Hij die zure wijn nam, en stierf,
was alles volbracht.
En werd er een ruimte geopend, naar een nieuwe exodus, een nieuwe uittocht uit Egypte.
Dat wat Jezus met zijn leerlingen vierde in de Pesachmaaltijd, kreeg een ongekend diepe vervulling in het heden.
De God die zijn volk Israël destijds uit Egypte had geleid,
had zijn volk ook in het heden redding geschonken,
van de zonde
en van de dood.

Het is een Koninkrijk van de zure wijn, zou je kunnen zeggen.
Een Koninkrijk, dat nog helemaal verweven is met het lijden,
maar dat zich al wél in deze werkelijkheid aan het invlechten is.

Zou dat het misschien zijn?
Dat Gods Koninkrijk dus niet iets is wat ooit in één moment, pats-boem, zal doorbreken.
Maar dat het er nu al is, juist in dat diepe lijden van Christus.
En dat het er ook al kan zijn waar mensen ook zelf met lijden te maken hebben?

Zo is het toch ook met Gods verbond, waar Christus hier ook over spreekt?
Dat verbond van God (dat Christus hier ook als het zijne onderstreept),
had dat eigenlijk niet altíjd al te maken met: het ingaan van God in de rauwe werkelijkheid?
God komt zijn volk bezoeken, te midden van de dood, zingt een van de adventsliederen.

Zo is het eigenlijk zo vaak geweest:
toen de schepping begon, was dat middenin het donker en de doodsheid, het doodswater, waar Gods Geest op inging en Hij gaandeweg die doodse wereld ging omvormen tot een levende schepping, tot zijn Koninkrijk op aarde.
Juist beginnend in het donker, in het lijden, in de dood.

Daar mogen we oog voor hebben, als we toe gaan leven naar Goede Vrijdag.
Als ook wij eerst die maaltijd houden, die ons herinnert aan Christus’ lijden en sterven,
en hoe Hij juist dáár voor ons de weg naar het leven geopend heeft.
Onze zonden vergeven.
Onze dood overwonnen.
Hij is bij ons, nu al, ook in ons donker, en wij mogen weten dat zijn Koninkrijk nu al in ons leven ingevlochten is.
En dat het óntvlechten van het donker en het kwade, dat er nog zoveel kan zijn, al definitief begonnen ís.
Tot eens die grote dag er is, dat Jezus met al de zijnen in volkomen vreugde in die nieuwe tijd de wijn van zijn verbond (dat Gods verbond is), zal drinken.
En dan is het niet langer de zure wijn, maar de dure wijn, waarvan de profeet spreekt.

Zo mogen we stilstaan bij die volkomen toewijding van Christus
die voor ons zoveel kostbaars heeft gebracht, ook nu al.
Dat wij zijn Koninkrijk nu al werkelijkheid mogen weten,
ook in ons gebroken, nog zo onvoltooide leven.

Dat mag, gemeente, in ons hart misschien ook wel iets van toewijding wakker maken.
Dankbare toewijding, aan Hem die ons zo heeft liefgehad,
dat wij zóveel mogen ontvangen.

Zoals ook de dichter van Psalm 116 zong:
hoe zou ik Hem ooit kunnen bedanken voor zoveel goeds, dat Hij aan mij heeft gegeven?

In ieder geval zegt de Psalmdichter: ik heb de kelk van het heil van de Here God opgeheven,
dankbaar!
En dat mogen ook wij straks doen, als we die maaltijd vieren, die er ons aan herinnert dat dankzij Christus het Koninkrijk Gods al begonnen ís.

Het is goed om daaraan te denken, en ook jezelf – net als de dichter van Psalm 116 – vást voor te nemen iets te doen voor Christus, uit dankbaarheid.
Door ook zelf een stuk toewijding tentoon te spreiden, waar je naaste wat aan heeft.

Dan laat je Jezus merken dat je zíjn offer en zijn toewijding dankbaar aanvaardt.
Door ook zelf weer te delen van wat je hebt ontvangen.

Zo mogen we samen het Avondmaal vieren: ontvangend dankzij Christus’ toewijding, en ook zelf weer delend en uitdelend van onze liefde en zorg naar onze naaste toe.

Toelevend naar de Goede Vrijdag – dé dag van de indrukwekkende toewijding van Christus aan ons allen.

Lof zij U Christus, in eeuwigheid.

Amen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s