Zondag 12 maart 2017 | Matteus 15: 21-28

templemenorahHet verhaal van Jezus en de Syro-Phoenicische vrouw (dat u hier kunt lezen) wordt vaak gezien als een wat bars (en daarom lastig te begrijpen) verhaal.
En inderdaad, als we het verhaal op zichzelf lezen, lijkt het te gaan om de afwijzing van deze ‘heidense’ vrouw door Jezus, iets wat we niet goed kunnen rijmen met het beeld dat we van Jezus hebben.

Maar als we het verhaal in zijn context lezen, gaat het er volgens mij heel anders uit zien.
Want wat ging er aan dit verhaal vooraf?
Dit: dat Johannes de Doper door Herodes Antipas was onthoofd, en dat het ook voor Jezus in Israël niet langer veilig leek.
In het openingsvers van onze lezing lezen we dan ook dat Hij de wijk nam naar het gebied ten noorden van Israël.
En als dan de Syro-Phoenicische vrouw naar Hem toekomt met haar hulpvraag, had je als lezer kunnen verwachten dat Jezus nu zijn missie verlegd had. Zo van: ”Als Ik in Israël niet meer welkom ben, dan richt ik me maar op anderen die wél mijn hulp verlangen”.

Maar juist in dit licht is zijn reaktie jegens de vrouw zo sprekend:

”Ik ben slechts uitgezonden tot de verloren schapen van het huis van Israël!” (vers 24).

Hierin beluister ik dus niet zozeer een afwijzing van deze vrouw, alswel een statement waarin Jezus zijn ongelooflijk sterke trouw aan Israël onderstreept.
Mochten er mensen zijn die denken dat Israël er voor Hem niet meer toe doet (en die zijn er later in de kerk ook vele geweest, getuige de vervangingstheologie, die stelt dat Israël in Gods heilsplan geen rol meer speelt en zijn verbondsvolk niet meer is) dan is Jezus hier glashelder: zijn trouw aan Israël blijft!

Zoals Hij het ook zou zeggen:

”Het is niet fraai het brood van de kinderen te nemen en het voor de hondjes te werpen!” (vers 26)

In dit vers is het brood Christus zelf.
Hij is en blijft voor Israël het Brood des levens, ondanks het gedrag van mensen als Herodes Antipas.

In de prachtige tweespraak laat dit overigens onverlet dat de vrouw gevat opmerkt dat de kruimels toch ook voor haar (de heidenen/volkeren) mogen zijn?
Iets wat door Christus zeker beaamd wordt.

Kortom: we moeten in dit verhaal geen tegenstelling willen leggen, dat óf Isräel óf de volkeren voor Jezus afgedaan zou hebben.
Beide hebben hun plaats.
Israël als de kinderen aan tafel.
En de volkeren als degenen die ook hun kruimpje mogen meepikken.

Als er overigens één evangelist is, die laat zien dat óók de volkeren hun plek mogen hebben, dan is het wel Matteus.
In hoofdstuk 2 waren het reeds de wijzen uit het oosten (uit de volkerenwereld) die het Kind als Koning kwamen aanbidden en hulde brachten.
En hier is opnieuw iemand uit de volkeren, die Jezus hulde brengt (vers 25) en hem met een koninklijke titel aanspreekt (”Zoon van David”) (vers 22).
En in het laatste hoofdstuk horen we opnieuw dat men Jezus hulde brengt (Matteus 28:17).
En: dat de volkeren volop in Israëls heil betrokken worden, als het ‘zendingsbevel’ klinkt (Matteus 28: 19,20), om ook de volkeren tot Jezus’ leerlingen te maken.

Wat de vrouw met haar fantastische vasthoudendheid hier doet, is die deur steeds verder openen. Matteus laat het in mijn ogen prachtig zien, hoe dit langzaam maar zeker gebeurt:

  • v.23: Jezus antwoordt haar eerst met geen woord
  • dan stellen de discipelen dat Jezus zich van haar ”losmaakt”. Dat doet Hij niet! Hij doet wel zijn uitspraak over zijn trouw aan Israël.
    Jezus spreekt hier niet rechtstreeks tegen de vrouw, maar wel, via zijn discipelen indirekt tot haar(er zit al wat beweging in)
  • Daarop bewijst de vrouw Hem hulde (zoals ik het begrijp vanwege zijn koninklijke trouw aan Israël – een totaal andere reaktie dan in latere tijden vaak gegeven is op de suggestie dat God en Jezus wel eens trouw konden zijn aan Israël…!) En juist vanuit deze trouw aan Israël herhaalt de vrouw haar vraag: ”Heer, help mij!”. Zou zij vermoeden dat juist in Zijn trouw aan Israël ook haar heil gelegen is? Door zich zo uit te leveren aan de genade van Jezus en Hem hulde te brengen laat zij merken dat ook zíj, heidense, een onderdaan van Hem is. Of Jezus nu wil of niet, zij manoevreert zich heel knap in deze positie en noemt Jezus ook háár Heer!
  • Dan geeft Jezus haar een direkt antwoord (vers 24).
    Al lijkt het wel een negatief antwoord (over het brood, de kinderen en de hondjes)
  • De vrouw houdt echter aan, reageert gevat en dan klinkt er opnieuw een direkt, en dit maal positief antwoord. Groot is je geloof, geschieden moet aan jou zoals je wilt! (vers 28)

We zien dus een zich bij Jezus ontwikkelende lijn: zwijgen – indirekt antwoorden – direkt (maar negatief) antwoorden – direkt (en positief) antwoorden.

De vrouw met haar vasthoudendheid en grote geloof, brengt Jezus hulde als Koning van Israël en weet Hem er – door haar huldeblijk – ook toe te bewegen ook haar (uit de volkeren) genadig te zijn.

Een parel van een verhaal.

 

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s