Omdat komende zondag een vrije zondag voor mij is,
ditmaal geen preekvoorbereiding.
Wél echter een mooi stukje
dat we afgelopen week op de Bijbelleesgroep tegenkwamen
(en dat voor sommigen wellicht niet onbekend is).
Het betreft een wonderlijke episode over een mobiele rots vol water,
uit de tijd van de woestijnreis van het volk Israël.
Ook Paulus brengt deze rots ter sprake.
Wat is er aan de hand?
We gaan naar het vierde Bijbelboek: Numeri. In hoofdstuk 20 wordt beschreven dat Mozes’ zus Mirjam sterft.
en dáár wordt zij begraven.
Het is opvallend dat in deze verzen de dood van Mirjam gevolgd wordt
door de mededeling dat er geen water meer was.
Dat heeft de rabbijnen aan het denken gezet:
het lijkt wel of er een verband is tussen Mirjam en het water dat er nu,
met haar dood, ineens niet meer was.
ze staat op wacht bij Mozes,
die in zijn biezen mandje in het water drijft
én ze gaat als profetes de vrouwen voor in de reidans,
wanneer de Israëlieten veilig door de Rode Zee heen zijn geleid.In deze beide situaties was het water een bedreiging, waarvan het volk gered is.
In deze beide situaties had Mirjam, aan de oever van het water,
een belangrijk aandeel:
in de redding van Mozes (Nijl)
en bij de redding van het volk Israël (Rode Zee).
met het water als levengévende factor.
In ieder geval: nu zij gestorven was, was er geen water meer.
en volgen Joodse uitleggers in hun verdere omgang met deze tekst.
Zij vragen zich af:
wanneer was trouwens de vórige watercrisis tijdens de woestijnreis?
Dat was 40 (belangrijk getal!) jaar geleden ten opzichte van het verhaal in Numeri 20 van Mirjams dood.
dat er gedurende al die veertig jaar
niet één ander probleem van tekort aan water is vermeld.
En dat nota bene in een woestijn!
Nog wonderlijker wordt het, als je het afzet tegen de voedseltekorten,
die er wél regelmatig waren.
Regelmatig loopt het volk te murmureren mopperen) om het voedsel,
waarvan een tekort was.
Ze kregen toen op wonderbaarlijke wijze manna en kwakkels, al die veertig jaar.
maar praktisch nooit over watertekorten
(die je met de honderdduizenden mensen in een woestijn verwacht zou hebben)
mogen we vermoeden dat er misschien (en stilzwijgend) op wonderbaarlijke wijze voor water werd gezorgd in al die jaren?
(net zoals er ook op wonderbaarlijke wijze dag in dag uit manna uit de hemel viel?)
sloeg Mozes namelijk op Gods aanwijzing tegen een rots,
en er kwamen stromen van water uit, die de dorst van heel het volk lesten.
en voorzag het volk van water,
zolang Mirjam leefde.
net als het manna,
was de rots iedere dag bij het volk,
hen trouw volgend en de honderdduizenden dagelijks van water voorziend.Natuurlijk klinkt dit alles ons vreemd in de oren,
maar, zo zagen we wellicht,
de gedachte is zo gek nog niet.
Dat vermoeden wordt nog versterkt als we er ook Numeri 20 bij lezen.
gaat het plotseling over ”dé” rots.
Let op het bepaalde lidwoord. Niet: ”een”, maar ”de”.
die dan ”iets van zijn water” zal prijsgeven.
Ook deze zinnen versterken de gedachte dat deze rots een bekende was voor het volk:
dé rots, die water in zich meedroeg!
doorkneed als hij was in de Joodse traditie,
de oude midrash over deze rots in zijn brief aan de Korinthiërs ter sprake brengt,
als volgt (in 1 Korinthe 10:1-4):
want zij hebben gedronken
uit een geestelijke rots die hen volgde
Paulus haalt hier de oude midrash aan van de rots,
en hij zegt: die rots die trouw de dorst van het volk leste, was Christus!
Ook Jezus Zelf heeft mogelijk aan deze midrash gedacht, toen Hij sprak (Johannes 7:37,38):
dat toen Jezus stierf:
er wáter uit zijn binnenste vloeide.Tegelijk is dit een soort spiegelbeeld van het verhaal van Mirjam.
Toen zij stierf, was het water op.
Toen Christus stierf, leek dat ook zo te zijn, maar…
ging de Bron pas écht open!
In zijn dood schuilt voor ons het leven.
de bronnen van de eeuwigheid
zijn ons ter lafenis gegeven,
zijn doorgebroken in de tijd.
O Gij, die als een bron ontspringt