De wijzen uit het Oosten – een bekend gedeelte.
Zij brachten Jezus goud, wierook en mirre.
Het is sterk verbonden met Jesaja 60: 1-6, waar we ook lezen dat de volkeren goud en wierook zullen inbrengen, als teken van onderwerping (tribuut) en hulde aan Israels God.
Voor het eerst viel mij een andere overeenkomst tussen beide gedeelten op.
Zowel in Jesaja 60 (vers 5) als in Matteus 2 lezen we over een schrikreaktie bij Israel.
Jesaja vertelt dat Israel aanvankelijk hevig zal schrikken als er een grote volkerenmassa optrekt richting haar. De eerste reflex is: dat zijn vast en zeker vijandelijke legers (zoals immers zo vaak aan de orde is geweest in Israels geschiedenis).
Dan, in één adem klinkt het: ”en je hart zal wijd worden.”
Ontspanning na aanvankelijke schrik, want: de volkeren komen níet met vijandige bedoelingen, maar geven er voor het eerst in de geschiedenis blijk van Israels God te erkennen.
Ze brengen goud en wierook in als teken van onderwerping! (vers 6).
Het is zeer frappant dat ook Matteus vertelt van een hevige schrikreaktie in Jeruzalem.
Toen de wijzen uit het oosten kwamen (we weten niet hoeveel, het kan gemakkelijk een veelvoud van de traditionele drie geweest zijn), lezen we:
koning Herodes was geschokt (en heel Jeruzalem met hem).
Stijf van angst zat hij op zijn troon.
En ditmaal volgt er na de aanvankelijke angstreaktie géén ontspanning en verwijding van het hart.
Want deze angstreaktie was van heel andere aard.
Herodes zat veel te veel vast aan zijn macht.
In plaats van zielsblij te zijn met de delegatie uit de volkerenwereld die er blijk van gaf Israels God en de geboren Messias te erkennen als ook hún Koning,
zag hij in dit alles, en uiteindelijk in Israels God en Messias, een bedreiging van zijn eigen positie, die koste wat kost ongedaan gemaakt moest worden.
We weten hoe hij alles in het werk zou stellen om dit Kind om te brengen, maar hoe dit mislukte.
En hoe dit alleen maar tot meer verdriet leidde bij de getroffenen van de kindermoord.
Verdriet, in plaats van vreugde – dankzij deze ”ón-koning”.
Die zijn pijlen richtte tegen dit Kind én zijn volk, Israel.
Moeder Rachel, die ontroostbaar weent om haar kinderen, die niet meer zijn.
Hoe vaak heeft dit zich niet herhaald in de geschiedenis: dat het volk van Israels God op de korrel werd genomen, omdat Hij de machtige en ongrijpbare bleek te zijn?
Zo lijkt dit verhaal trouwens in mineur te eindigen: er is wél een angstreaktie, maar de vreugde en ”verwijding van het hart” blijft uit.
Bewust heb ik eens enkele hoofdstukken doorgelezen in Matteus.
Het mooie is, dat je de ‘verwijding van het hart’ en de vreugde daar wel degelijk tegenkomt.
Na de doop van Jezus en de verzoekingen in de woestijn lezen we hoe hij zijn 12 discipelen roept en dezen aan zijn roepstem gehoor geven (als symbool voor gans Israel), en hoe vele scharen en mensenmassa’s uit gans Israel én uit héél Syrië (!) (Mt. 4:24) Hem navolgen.
Kortom, datgene wat Jesaja voorzegd had, was begonnen te geschieden: mensen uit Israel én de volkeren die samen deelden in het heil van Israels God.
Zij kwamen tot Hem.
De wijzen uit het oosten vormden de voorboden van deze massale beweging.
Herodes, de Romeinse vazal met zijn politieke antennes, had de reikwijdte ervan inderdaad haarfijn aangevoeld.
Alleen trok hij aan het korste eind.
Hoezeer zijn pijlen zich ook richtten tegen het Kind en tegen Israel zelf.
Wat Jesaja had voorzegd, zou en zal gaan geschieden.
Dat legt ook de vraag bij ons neer:
wat is onze reaktie op dit Kind?
Voor Israel hoeven wij -gojiem- trouwens niet te gaan denken, dat past ons niet.
Helaas had het volk in dit verband al te vaak wél reden om bang te zijn voor de (ja, ook christelijke) volkeren, die níet met vredelievende bedoelingen tot het Joodse volk kwamen.
Wij moeten voor onszelf denken – daar hebben we de handen al meer dan vol aan.
Wij zijn de gojiem, de volkeren.
Mensen, van wie Jesaja zegt dat zij blij en dankbaar zullen zijn voor Israel en zijn koning, de Messias, die ook voor de volkeren is geboren.
De wijzen uit het oosten vormden de pioniers:
Wij hebben zijn ster gezien en zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen!
En wij? Herkennen wij die blijdschap?
Erkennen wij Israels God en de Here Jezus, zijn Zoon, ook als Koning over ons leven?
Hebben wij ons goud en onze wierook ook over voor Hem?
Of besteden wij de kracht van ons leven in dienst van andere zaken en machten.
Die vraag, daar gaat het om.
Of misschien nog beter: die belofte, daar draait het om.
Van Israels profeet, Jesaja, die zegt dat het zál gebeuren.
Dat ook de volken, ook huns ondanks, zúllen opgaan en Israels God zúllen herkennen en erkennen.
Lied 475 zingt er innig over:
Ik mág hier aan uw kribbe staan,
Heer Jezus, licht en leven.
Ik draag U als geschenken aan,
wat Gij mij hebt gegeven.
Want dat is inderdaad het geheim.
Dit Kind is onze Héér.
Zijn kribbe is zijn troon.
En het goede van ons leven, dat wij in onze handen houden,
hebben we ten diepste aan Hém te danken.
En we schenken het Hem terug.
Dat besef, daar gaat het om.
Dat Hij onze Schepper en Verlosser is.
Onze Koning.
Dat wij leven bij zijn gratie.
Temidden van de nacht des doods
zijt Gij, mijn zon, verrezen.
O, zonlicht, mild en mateloos,
uw gloed heeft mij genezen!
Of, in de taal van Jesaja 60:
Sta op, word verlicht,
want je licht is gekomen:
de glorie van de ENE is over je opgegaan!
Want zie, het duister bedekt wel de aarde
en donkerheid de natiën,
maar over jou zal de ENE opdagen,
zijn glorie wordt over jou zichtbaar.
Volkeren zullen op weg gaan naar jouw licht,
koningen naar de glans van jouw dageraad.
Hef rondom je ogen op en zie:
allen lopen ze te hoop, gekomen voor jou!
je zonen komen aan van verre,
je dochters zijn welbewaard op een wagen.
Dan, als je het ziet, zul je stralen,
opschrikken én wijd worden zal je hart,
want het rumoer van de zee rolt over je heen,
een macht volkeren, ze komen tot jou!
Een overvloed van kamelen
zal je overdekken,
eerstelingsdieren van Midjan en Efa,
uit Sjeva zullen zij allen komen;
goud en wierook dragen ze mee,
lofprijzingen voor de ENe boodschappen zij.
Wat zou het prachtig zijn, als die dag werkelijkheid wordt, dat Israel en de volkeren sámen blij zijn om de Here God, zijn Messias, en Jeruzalem zo de vreugdebron zal zijn voor heel de wereld.
Er zijn nog veel machten die de angst laten regeren.
Maar wij zijn allemaal geroepen om met een ”wijd hart” te leven.
Vanuit de ruimte van de genade en liefde van Israels God!