We lezen dat indrukwekkende verhaal,
waar Jezus wel driemaal aan Petrus vraagt of hij Hem liefheeft.
Driemaal: dat zal niet zomaar geweest zijn,
het herinnerde aan de driemaal door Petrus uitgesproken verloochening van Jezus.
Tegelijk is Jezus er niet op uit om Petrus nog eens even goed ‘weg te zetten’.
Het verhaal lijkt juist een indrukwekkende herkansing voor Petrus.
Juist omdat hij maar liefst driemaal ontkend had ‘iets met Jezus te hebben’,
biedt Jezus hem hier ook driemaal de kans aan Petrus om zijn liefde nu wel te belijden.
Hij doet dat bovendien in een veilige omgeving.
Kan het mooier.
De ontroering van Petrus bij het horen van deze vragen zal niet alleen geweest zijn
vanwege zijn eigen diep tegenvallende gedrag,
maar zal ook voorgekomen zijn uit een geraakt zijn door deze geweldige liefde van Jezus,
die hem níet loslaat!
Dat Petrus echt de kans krijgt om opnieuw te beginnen,
blijkt uit de manier waarop Jezus hem toespreekt:
”Simon, zoon van Johannes”.
Opvallend is dat Jezus hem hier niet ”Petrus” noemt.
Petrus=rots. En Petrus was niet zo rotsvast gebleken.
Het is weer even terug naar: Simon.
De Simon ook van Johannes 1:42.
Toen werd hij ook: ”Simon, zoon van Johannes” genoemd.
Dat was bij zijn eerste roeping, om navolger van Jezus te worden.
Uit alles is dus duidelijk dat, ook na zijn verloochening,
Petrus opnieuw de uitnodiging krijgt van Jezus
om (weer) zijn navolger te worden!
Dat is misschien wel het belangrijkste van dit verhaal.
Van hieruit gaan we nog eens verder luisteren, wat er precies gebeurt.
In het verhaal horen we dus driemaal dat Jezus aan Petrus vraagt: heb je mij lief?
Het is heel opvallend, dat Johannes in de vragen en antwoorden twéé verschillende woordjes gebruikt voor ‘liefde’. Het ene is: ‘agapeo’, het andere is ‘fileo’.
Het is op zich best lastig om deze woorden elk een heel eigen betekenis te geven (beide gaan over liefhebben), maar één ding is wel duidelijk:
– agapeo gaat over een diepe, basale liefde (bijv. Gods liefde in Joh.3:16: ‘Alzo lief had God de wereld, dat Hij…’, maar ook kan het gaan over de liefde van de mens om het kwade te doen, bijv. Joh.3:19, waar van de mens gezegd wordt dat hij het donker liefheeft boven het licht.).
Hoe het ook zij: agapeo is liefde die diep gaat, en die niet zomaar van z’n stuk gebracht wordt (welke kant die liefde ook uitgaat).
– fileo zit in een wat andere ‘laag’. Ook dit woord wordt zowel voor Gods liefde als die van de mens gebruikt. Maar hier gaat het dan meer over een spontaan met het hart gevoelde liefde. Een liefde die dus aan de ene kant zeer gepassioneerd kan zijn, maar die ook op en neer kan gaan. Hij is minder verworteld in een diepe geestelijke wil/gegrondheid om lief te hebben (zoals bij agapeo), maar is uiteraard ook zeer waardevol, en hoort helemaal bij God én mens.
Letten we nu op hoe het gesprek gaat tussen Jezus en Petrus (en ik gebruik hier voor het gemak de woorden agapeo en fileo):
1. – Simon, zoon van Johannes, agapeo jij Mij?
– Ja Heer, U weet dat ik U fileo.
2. – Simon, zoon van Johannes, agapeo jij Mij?
– Ja Heer, U weet dat ik U fileo.
3. – Simon, zoon van Johannes, fileo jij Mij?
– Heer, U weet alles, U hebt gemerkt dat ik U fileo.
Dan valt dit op: Jezus zet tot tweemaal toe hoog in: met het woordje ‘agapeo’, de diepe, vaste liefde.
Beide malen echter stelt Petrus zich bescheidener op.
Hij gebruikt ”fileo”, de gepassioneerde liefde, die als een vlam kan branden, maar ook wisselvalliger kan zijn, bijv. naar gelang de omstandigheden.
En zo was het bij Petrus. Hij hield hartstochtelijk van Jezus.
Maar het was wel de ”kwetsbare” liefde.
Toen de omstandigheden wijzigden, was er van deze vlam niet veel over.
Petrus’ antwoord is dus zowel een belijdenis van zijn liefde voor Jezus,
als van zijn kwetsbaarheid en falen hierin.
(zeker bij zijn derde antwoord: dan gebruikt hij een woord dat zoiets betekent als: ‘leren, ergens achter komen’. Eerst had hij gezegd: ”U weet dat ik U ”fileo.”
Nu zegt hij: U bent er (pijnlijk) achter gekomen dat ik U ”fileo.”
En dan is het zo bijzonder om te zien dat Jezus hier naar ‘afdaalt’.
De derde keer gebruikt Hij dan dit woord dat Petrus gebruikte voor zichzelf.
Petrus: ”fileo” jij mij?
Wat hoopgevend om te zien dat Jezus ook met minder genoegen neemt.
Hij eist geen diepe, vaste, onwrikbare liefde.
De ‘gepassioneerde en tegelijk kwetsbare’ liefde is voor Hem genoeg.
Petrus mag de kudde (in de Bijbel altijd primair een beeld voor Israel, en later ook de gemeente uit de volkeren die erbij mochten komen) gaan hoeden.
Zou het kunnen zijn dat Jezus weet dat de liefde van Petrus wel eens uit kon groeien tot die nog diepere, vaste liefde?
Het lijkt van wel.
Want Hij voorzegt Petrus dat zijn dienen van Hem later tot diens marteldood zou leiden.
En dan zou Petrus wél standvastig zijn.
Misschien is het zelfs wel zo, dat juist de taak om herder van de kudde te zijn, daartoe bijdroeg.
Dat juist door ”liefde voor Jezus te doen”, de ”fileo-liefde” kan uitgroeien tot de ”agapeo-liefde”.
Zoals ook verliefdheid en gepassioneerde liefde in een relatie of huwelijk gaandeweg kan uitgroeien tot een diepere, standvastige liefde, die z’n wortels dieper heeft dan vroeger.
Hoe het ook zij, ik denk dus dat die kudde en het zorgen ervoor daar alles mee te maken heeft.
Liefde voor Israel!
liefde voor de kerk!
Als de kudde van Jezus.
Het idee dat je iets liefdevols voor Hem doet (en dat daarmee je eigen liefde zich verdiept) als je voor zijn kudde zorgt.
Je komt dan dichter bij Hem.
En je bewijst de ander (voor wie je zorgt) én jezelf (je eigen liefde die groeit) er een dienst mee.
Die gedachte kwam ik mede op het spoor vanuit de lezing uit Hooglied 1, waar ik slechts één ding uit wil halen in dit verband.
Vers 7 en 8:
7
(het meisje zegt tegen haar geliefde:) Mijn ziel heeft je zo lief,
meld mij dan waar jij de schaapjes weidt,
waar je ze in de middaghitte neervlijt!
8
(haar vriendinnen zeggen tegen het meisje:)
Als je het niet weet, o schoonste onder de vrouwen,
trek dan uit!
En volg de sporen van het wolvee,
en weid je geitjes, bij de kudden van de herders!
”Weid je geitjes” – het lijkt als twee druppels water op Jezus’ latere woorden:
”hoed mijn schapen”.
Het meisje, dat op zoek is naar haar geliefde (Geliefde!), wordt aangeraden om de kudde op te zoeken.
De herder/Herder die zij zoekt is daar vast niet ver vandaan.
Dan zal haar liefde voor hem tot zijn doel komen!
En Petrus raadt Jezus aan (geeft het zelfs als opdracht) om voor zijn kudde te zorgen.
Dé garantie dat zijn liefde voor Hem uit zal groeien tot de volmaakte band.
Ook wij mogen zo herder voor elkaar zijn.
Betrokken op Israel en de kerk,
en elkaar,
als schapen van Zijn kudde.
Dan zal ook onze liefde tot Hem eens volmaakt zijn.
En wij worden in dit alles gedragen door zijn volmaakte liefde,
die ook het onvolmaakte/kwetsbare in onze liefde voor Hem ”voor lief” neemt!
Dan nu de teksten:
Johannes 21:15-24
15
Wanneer ze dan
het morgenmaal gehouden hebben
zegt Jezus tot Simon Petrus:
Simon-van-Johannes, heb je mij lief,
méér dan zij?
Hij zegt tot hem: ja Heer,
ú weet dat ik uw vriend ben!
Hij zegt tot hem: weid mijn bokjes!
16
Weer, een tweede keer, zegt hij tot hem:
Simon-van-Johannes, heb je mij lief?-
en hij zegt tot hem: já Heer,
ú weet dat ik uw vriend ben!
Hij zegt tot hem:
wees herder over mijn schaapjes!
17
Ten derden male zegt hij tot hem:
Simon-van-Johannes, ben je mijn vriend?
Petrus wordt bedroefd, omdat hij
ten derden male tot hem zegt
‘ben je mijn vriend?’,
en hij zegt tot hem: Heer,
ú weet alles,
ú kent mij als uw vriend!
Jezus zegt tot hem:
weid mijn schaapjes!-
18
amen, amen, zeg ik jou:
toen je jonger was omgordde je jezelf
en heb je gewandeld waar je wilde;
maar wanneer je oud wordt
zul je je handen uitstrekken
en een ander zal je gorden en
brengen waar je niet wilt!
19
Maar daarmee zegt hij in tekentaal
met wat voor dood
hij God verheerlijken zal.
Als hij dat gezegd heeft
zegt hij tot hem: volg mij!
20
Als Petrus zich omkeert
kijkt hij ertegenaan dat de leerling
welke Jezus (het meest) heeft liefgehad
(hem) volgt,-
hij die ook bij de maaltijd
tegen zijn borst aan viel en zei
‘heer, wie is het die u prijsgeeft?’
21
Als hij hém dan ziet
zegt Petrus tot Jezus:
Heer, maar wat zal híj?
22
Jezus zegt tot hem:
indien ik wil dat hij blijft totdat ik kom,
is dat iets tegen jou?- jíj: volg mij!
23
Dit woord dan trekt uit
naar de broeders-en-zusters
dat die leerling niet sterft;-
maar Jezus zegt niet tot hem
dat hij niet sterft,
nee,
‘indien ik wil dat hij blijft totdat ik kom,
is dat iets tegen jóu?’
24
Híj is de leerling
die van deze dingen getuigt
en deze dingen heeft beschreven,
en we weten dat zijn getuigenis waar is.
Hooglied 1:1-8
1
Lied der liederen, voor Salomo.
2
Hij kusse mij
met de kussen van zijn mond,-
want jouw liefkozingen zijn zoeter dan wijn;
3
de geur van je oliën is zachter
dan alle balsems,
uitgegoten olie is je naam;
daarom hebben de meisjes je lief!-
4
trek mij mee, jou achterna, laten we rennen,-
laat mij komen, o koning, in je kamer:
we zullen juichen en ons verheugen in jou,
dronken van je liefkozingen,
erger dan van wijn;
terecht hebben ze je lief!-
••
5
zwart ben ik, maar prachtig,
dochters van Jeruzalem!-
als de tenten uit Kedar,
als Salomo’s tapijten;
6
ziet mij er niet op aan
dat ik zo zwart ben,
dat de zon mij heeft beschenen:
de zonen van mijn moeder
zijn laaiend tegen mij geweest,
hebben mij bewaakster
van de wijngaarden gemaakt,
dus kon ik mijn eigen wijngaard
niet bewaken;
7
mijn ziel heeft je zo lief,
meld mij dan
waar jij de schaapjes weidt,
waar je ze in de middaghitte neervlijt!-
want waarom zou ik gesluierd ronddolen
bij de kudden van je makkers?
8
‘Als je het niet weet,
o schoonste onder de vrouwen,-
trek dan uit,
volg de sporen van het wolvee
en weid je geitjes
bij de hutten van de herders!’
••