Zondag 12 april 2015 Hooglied 5:2-8 | Johannes 20:19-31

templemenorahVanaf komende zondag lezen we zowel uit het Hooglied, als uit het evangelie van Johannes.

Het Hooglied is een bijzonder Bijbelboek.
Op het eerste gezicht lijkt het op een liefdesaffaire tussen twee mensen.
Tegelijk is er ook altijd meer in gehoord: de gepassioneerde relatie tussen Israel en God.
Of, als we, verbonden met Israel, onze eigen naam invullen: de relatie tussen de gelovige en God.

Het gedeelte dat we zondag lezen gaat over een meisje, dat ’s nachts in haar hart aan haar geliefde denkt,
en in gedachten zijn stem hoort en aanwezigheid voelt.
Ze hoort hem in gedachten zeggen: Doe voor mij open!
Dat openen kan duiden op de deur van haar woning, maar lijkt tegelijk ook een zinnelijk beeld,
waarin het verlangen naar sexuele gemeenschap wordt uitgedrukt.
Ook de verzen 3-5 kennen een dergelijke dubbele bodem:
het verlangen naar een zowel geestelijke als lichamelijke eenwording met haar geliefde.

Hoe dit alles ook zij: in werkelijkheid is hij er niet; ze mist hem hartstochtelijk.
Ze gaat hem zelfs zoeken, in het holst van de nacht, zonder resultaat.
Wel werd zíj – verschrikkelijke tegenstelling – gevonden, door wachters in de stad, die haar verwonden
en de sluier/het overkleed afrukken, een uitdrukking waarmee ook sexueel geweld wordt gesuggereerd.

Ik geef hieronder eerst de tekst uit het Hooglied, en vervolgens leggen we hier de tekst uit Johannes naast (het verhaal van Thomas).

Hooglied 5:2-8

2

Ik sliep, maar mijn hart was wakker,-
de stem van mijn liefste die aanklopte:
‘doe voor mij open!
,
mijn zusje, mijn vriendin,
mijn duifje, mijn volmaakte,
want mijn hoofdhaar zit vol dauw,
mijn lokken zijn klam van de nacht!’

3

‘Ik heb mijn mantel al uitgetrokken,
moet ik die weer aantrekken?,
ik heb mijn voeten gewassen,
moet ik ze weer vuil maken?’

4

Mijn liefste
stak zijn hand door de kier
en mijn ingewanden
gingen om hem te keer;

5

toen stond ik op, ik,
om voor mijn liefste open te doen;
mijn handen dropen van mirre,
mijn vingers van mirre die wegliep
over de handgrepen van de grendel;

6

ik deed open, ik, voor mijn liefste,
maar mijn liefste was afgedropen,
weggelopen
;
en mijn ziel was al vertrokken toen hij sprak!-
ik zocht hem en ik vond hem niet,
ik riep hem en hij gaf mij geen antwoord;

7

mij vonden de wachters
die rondgaan door de stad:
ze sloegen mij, verwondden mij,-
ze tilden mijn sluier op,
de bewakers van de muren!-

8

dochters van Jeruzalem, ik wil je bezweren,-
als ge mijn liefste vindt,
wat moet ge hem dan melden?-
dat ik ziek van liefde ben!

Wanneer we straks het verhaal van de verschijning van Jezus aan Tomas lezen, dan valt er tegen de achtergrond van het stukje uit Hooglied een aantal overeenkomsten op.
Hoewel, het begint juist tégengesteld aan het Hooglied.

– Hier verschijnt de geliefde (Jezus) juist wél!
En dan nog wel ónverwacht.

– Ook hier komt de deur ter sprake. Al is die hier juist geslóten. Het houdt Jezus echter niet tegen.
Zou hier trouwens óók de deur van ons lichaam/leven/hart bedoeld kunnen zijn? Dat die dicht voor Jezus kan
zijn, maar dat Hij toch bij ons binnen kan komen?

– Hij toont hen delen van zijn lichaam: zijn handen en zijn zijde, met daarin de littekens.
Aan Jezus’ lichaam is nog steeds voelbaar en zichtbaar hoeveel hij voor zijn geliefden overhad.

– Ook hier emotie (tegengesteld aan het Hooglied): de leerlingen zijn ‘vol vreugde’ bij het zien van de
Geliefde!

– Jezus zendt zijn leerlingen uit. Net zoals de vrouw uit het Hooglied er op uittrok vanwege haar geliefde
(die zij zocht), zullen de leerlingen op weg gaan vanwege hun Geliefde (die hen uitzond).

– Dan verschuift het verhaal naar Thomas. En dan is het níet meer tegengesteld aan Hooglied, maar lijkt Thomas
wel op die vrouw, die hartstochtelijk haar geliefde zoekt.
Thomas geeft te kennen er sterk naar te verlangen het door littekens getekende lichaam van Jezus te kunnen
voelen.
Hij wil door aanraking met zijn hand (denk aan de hand van de geliefde van de vrouw uit het Hooglied)
lichamelijk iets voelen van de liefde van Christus, die zijn lichaam voor hem in de dood had geofferd. Ook
hier gaat het weer om de tekenen van het lijden (de lit(lijd)-tekens).

– Als dit 8 dagen later aan Thomas vergund wordt, belijdt hij zijn Geliefde: mijn Heer en mijn God!
In het zien (en aanraken? We lezen daar althans niet over) van Jezus (en vooral ook de ontdekking door Hem
gekend te zijn met al zijn verlangens) ervaart Thomas heel diep een band met Christus. Zijn Heer! Zijn God!

– Misschien wel het meest mooie in dit verhaal: Jezus heeft ook ons mensen op het oog.
Mensen die Hem niet gezien hebben.
Net als dat meisje, dat haar geliefde niet zag, maar wel hartstochtelijk naar hem verlangde.
Al die mensen die niet zien, maar wel blijven geloven, hun hart blijven richten op Jezus,
die zijn… niet diep ongelukkig, maar: zalig!
Blijkbaar ben je dus een gelukkig (zalig) mens, als je Jezus zoekt, je hart en leven richt op Hem.
Want… wie zoekt, zal vinden!

En bovendien mag je weten: je bent ook zélf gezocht door Hem.
Zijn liefde gaat naar je uit.

Zoals Thomas dat heel diep ervoer.
Hij was gevonden door zijn Heer.
Die hem zocht, niet om te ‘nemen’, zoals die wachters deden die het meisje vonden
en haar misbruikten.
Nee, Jezus’ liefde gééft!
Hij kwam Thomas tegemoet.
Hij wist wat er in zijn hart leefde aan vragen en verlangens,
nog voordat hij ze geuit had.
En dat is échte liefde: iemand die jou zo door en door kent.
Die moet wel heel erg op je betrokken zijn.

Dit kostbare bericht van ná Pasen en van ná Hemelvaart, mogen wij zondag delen.
Er is een Heer, die wij niet zien, maar die er wel is,
die ons zoekt,
en die zich ook eens door ons zal laten vinden, voorgoed!

Johannes 20:19-31

19

Als het dan laat is
op die dag, de eerste van de sabbatsweek,
en de deuren gesloten zijn
daar waar de leerlingen zijn geweest
-uit vrees voor de Judeeërs-
komt Jezus binnen en
gaat in het midden staan;
hij zegt tot hen:
vrede voor u!

20

Als hij dat gezegd heeft, toont hij aan hen
én de handen én de zijde.
Vol vreugde zijn dan de leerlingen
bij het zien van de Heer.

21

Dan zegt Jezus weer tot hen:
vrede voor u!-
zoals de Vader mij heeft uitgezonden
zo stuur ook ík u uit!

22

Als hij dat gezegd heeft
blaast hij hun toe
en zegt hij tot hen:
neemt in u op
heilige geestesadem;

23

wier zonden ge vergeeft,
aan die mogen ze vergeven worden;
van wie ge ze vasthoudt,
zijn ze vastgehouden!

24

Maar één van de twaalf, Tomas,
die Tweeling wordt genoemd,
is niet bij hen geweest toen Jezus kwam;

25

dus hebben de andere leerlingen
het hem gezégd:
wij hebben de Heer gezien!
Maar hij zegt tot hen:
als ik niet in zijn handen
het litteken van de spijkers zie
en niet mijn vinger kan leggen
op de plek van de spijkers
en mijn hand mag leggen
op zijn zijde,
zal ik echt niet geloven!

26

Acht dagen later
zijn zijn leerlingen weer daarbinnen geweest
en is ook Tomas bij hen.
Jezus komt binnen;
de deuren zijn gesloten;
hij gaat in het midden staan en zegt:
vrede voor u!

27

Daarop zegt hij tot Tomas:
breng je vinger hierheen,
en zie mijn handen;
breng je hand (hierheen) en
leg hem op mijn zijde;
wees niet ongelovig, nee, gelovig!

28

Tomas antwoordt en zegt tot hem:
mijn Heer en mijn God!

29

Jezus zegt tot hem:
omdat je mij gezien hebt
ben je gaan geloven;
zalig die niet zien, en geloven!

30

Dan doet Jezus ook wel
vele andere tekenen
voor het aanschijn van de leerlingen,
die niet zijn opgeschreven in dit boek;

31

maar déze zijn opgeschreven
opdat gij zult geloven
dat Jezus is: de Gezalfde,
de zoon van God,
en opdat gij, gelovend,
leven hebt in zijn naam!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s