Zondag lezen we het bekende verhaal van de barmhartige Samaritaan. Het staat in Lukas 10: 25-37. Mij viel voor het eerst op dat Jezus met deze gelijkenis terugverwijst naar een geschiedenis uit het Oude Testament (2 Kronieken 28: 1-15), waar ook verteld wordt hoe Joden door Samaritanen geholpen werden.
Let eens op de geweldige overeenkomst. Ik geef enkel de stukjes uit beide verhalen die sterk overeenkomen:
2 Kronieken 28: 15
…ze kleedden degenen die naakt waren. Ze kleedden en schoeiden ze, gaven hun te eten en te drinken, verzorgden hun wonden en zetten degenen die moeizaam voortstrompelden op ezels. Zo begeleidden ze hen tot aan de palmstad Jericho, aan de grens met het gebied van hun broeders, waarna ze terugkeerden naar Samaria.
Lukas 10: 30 en 34
Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken…
Hij (de Samaritaan) ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde.
Vinden jullie de gelijkenis ook niet frappant?
Ik denk dat Jezus dit verhaal uit Kronieken in herinnering roept om de wetgeleerde bij de vraag te bepalen: kan ik het accepteren dat iemand die ik als vijand zie goed kan zijn voor mijn volk?
Dat is misschien wel voor ons mensen het allermoeilijkste: het accepteren dat iemand aan wie je een bloedhekel hebt goede kanten kan hebben. Nog moeilijker: om die liefde ook zelf te ontvangen.
En dan komt het ultieme. Jezus zegt: ga heen, en doe jij ook zo.
Heb je een vijand? Mooi! Je hoeft hem niet aardig te gaan vinden, maar je kunt wel goed voor hem doen. Hem geven wat hij nodig heeft om verder te kunnen met zijn leven.