Zondag lezen we uit Lukas 5 het verhaal van de wonderbare visvangst.
Wat ik op de afbeelding zo knap afgebeeld vind:
de twee werelden, onder en boven water.
Een dunne maar duidelijke laag vormt de scheiding.
Vlakbij elkaar, en tegelijk zo anders.
Onbereikbaar?
Het een: de wereld van de vissen,
erboven: Gods blauwe hemel.
Precies op dat grensvlak vaart het bootje met Jezus erin.
Gods woorden klinken over dat wateroppervlak, die grenslaag,
als een belofte van meer!
En ja, Hij weet de vissen boven te halen:
in Gods wereld te brengen.
En Hij belooft aan de discipelen dat zij dat ook mogen gaan doen:
‘Je zult mensen vangen’!
Jezus is de verbinding tussen God en mens.
En wij mogen in zijn kracht precies hetzelfde doen.
Mensen, die leven in hún wereld,
in contact brengen met God en zijn ongedachte wereld.
Dit viel mij op, zo op het eerste gezicht.
Wat jullie?
Lukas 5: 1-11
1 Toen hij eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond
en het volk zich om hem verdrong om naar het woord van God te luisteren,
2 zag hij twee boten aan de oever van het meer liggen;
de vissers waren eruit gestapt,
ze waren bezig de netten te spoelen.
3 Hij stapte in een van de boten, die van Simon was,
en vroeg hem een eindje van het land weg te varen;
hij ging zitten
en gaf de menigte onderricht vanuit de boot.
4 Toen hij was opgehouden met spreken, zei hij tegen Simon:
‘Vaar naar diep water
en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’
5 Simon antwoordde:
‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen
en niets gevangen.
Maar als u het zegt,
zal ik de netten uitwerpen.’
6 En toen ze dat gedaan hadden,
zwom er zo’n enorme school vissen in de netten
dat die dreigden te scheuren.
7 Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot
dat die hen moesten komen helpen;
nadat dezen bij hen waren gekomen,
vulden ze de beide boten met zo veel vis
dat ze bijna zonken.
8 Toen Simon Petrus dat zag,
viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei:
‘Ga weg van mij, Heer,
want ik ben een zondig mens.’
9 Hij was verbijsterd,
net als allen die bij hem waren,
over de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden;
10 zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs,
die met Simon samenwerkten.
Jezus zei tegen Simon:
‘Wees niet bang,
voortaan zul je mensen vangen.’
11 En nadat ze de boten aan land hadden gebracht,
lieten ze alles achter
en volgden hem.