Zondag het moeilijke verhaal van David, die een hoge prijs betaalt voor zijn wangedrag (overspel met buurvrouw Bathseba en de moord op haar man): het kost hem zijn zoontje.
Een zeer ingrijpend, bijna onbegrijpelijk overkomend verhaal.
Zelf denk ik dat we het verhaal het meeste recht doen, door dichtbij Davids ervaring zélf te blijven (ook al is dat bepaald niet makkelijk).
Hij ervoer het blijkbaar als niet ten onrechte dat God dit kind liet sterven, dat proef je uit heel zijn houding.
Ik snap dat ook niet goed, maar doe toch een poging het een beetje te begrijpen.
Voor mij staat allereerst als een paal boven water, wat God glashelder stelt in het boek Ezechiel: dat Hij kinderen niet laat boeten voor de zonden van de ouders. Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag.
Hij ervoer het blijkbaar als niet ten onrechte dat God dit kind liet sterven, dat proef je uit heel zijn houding.
Ik snap dat ook niet goed, maar doe toch een poging het een beetje te begrijpen.
Voor mij staat allereerst als een paal boven water, wat God glashelder stelt in het boek Ezechiel: dat Hij kinderen niet laat boeten voor de zonden van de ouders. Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag.
Dat is voor mij ook hier het uitgangspunt.
Hoe kan het dat het dan toch anders lijkt te gaan?
De kwestie die hier denk ik doorheen speelt, is deze: dit kind zou de troonopvolger zijn. En de vraag is: kán dat zomaar? Dat de troon van Gods gezalfde David zomaar voortgezet kan worden uit overspel en moord? Als dat zou kunnen, wat voor Godsbeeld zou dat opleveren?
Hoe kan het dat het dan toch anders lijkt te gaan?
De kwestie die hier denk ik doorheen speelt, is deze: dit kind zou de troonopvolger zijn. En de vraag is: kán dat zomaar? Dat de troon van Gods gezalfde David zomaar voortgezet kan worden uit overspel en moord? Als dat zou kunnen, wat voor Godsbeeld zou dat opleveren?
Dat is het andere uiterste, dat ook onverteerbaar zou zijn: een God die dit allemaal maar goedvindt, en het David gunt, dat het kind dat uit zijn wangedrag geboren is, zijn naam zal voortzetten. Dat dit gedrag van de man Gods toekomst zou hebben, en door God stilzwijgend wordt goedgekeurd. Dat zal David haarfijn aangevoeld hebben, dat God hier afstand móet nemen en een daad te moet stellen om zijn heiligheid overeind te houden. Dat is hier ook ‘’at stake’’, voor mijn gevoel.
De profeet Nathan zegt dit ook letterlijk zo: (v.14) ”omdat je Gods naam door het slijk gehaald hebt, moet de zoon die je geboren is, sterven”.
Al snap ik dan nog niet goed, waarom er niet iets anders kon gebeuren, waarbij het kind in leven was gebleven.
De profeet Nathan zegt dit ook letterlijk zo: (v.14) ”omdat je Gods naam door het slijk gehaald hebt, moet de zoon die je geboren is, sterven”.
Al snap ik dan nog niet goed, waarom er niet iets anders kon gebeuren, waarbij het kind in leven was gebleven.
Tegelijk moeten we ook blijven bedenken, dat de aanstichter van heel dit droevige verhaal David was, en dat God hier recht en toch ook weer toekomst in probeert aan te brengen. Want David wordt hier toch weer een kind gegund: Salomo. Na oordeel ook weer genade.
Maar het is zo moeilijk om het allemaal te bevatten en een plekje te geven.
Maar het is zo moeilijk om het allemaal te bevatten en een plekje te geven.
En dan ook die vreemde reaktie van David, die, als het kind gestorven is, niet gaat rouwen maar zich weer feestelijk aankleedt en weer van alles gaat genieten.
Niet makkelijk om over te gaan preken.
Ben heel erg benieuwd naar jullie reakties.
Zie die van mij ook als eerste gedachten, die nog lang niet af zijn.
Zie die van mij ook als eerste gedachten, die nog lang niet af zijn.
Hier komt eerst de lezing zelf.
2 Samuel 12
Hij stuurde de profeet Natan naar David toe om hem het volgende te vertellen: ‘Er woonden eens twee mannen in dezelfde stad, een rijke en een arme. 2 De rijke man had heel veel geiten, schapen en runderen, 3 de arme man had niet meer dan één lammetje kunnen kopen. Hij koesterde het en het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen. Het at van zijn brood en dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot; hij had het lief als een dochter. 4 Op zekere dag kreeg de rijke man een gast op bezoek. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om de reiziger een van zijn eigen geiten, schapen of runderen voor te zetten. Daarom nam hij het lammetje van de arme man en zette dat zijn gast voor.’ 5 David ontstak in woede over de rijke man en zei tegen Natan: ‘Zo waar de HEER leeft, de man die zoiets doet verdient de dood. 6 Viervoudig moet hij het lam vergoeden, omdat hij zich zo harteloos heeft gedragen.’ 7 Toen zei Natan: ‘Die man, dat bent u! Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik was het die je zalfde tot koning van Israël, ik was het die je redde uit de greep van Saul. 8 Have en goed van je heer, en de vrouwen van je heer erbij, heb ik jou in de schoot geworpen; de heerschappij over Israël en Juda heb ik aan jou overgedragen. Als dat je te weinig is, zal ik er nog het een en ander aan toevoegen. 9 Waarom heb je dan mijn geboden met voeten getreden door iets te doen dat slecht is in mijn ogen? De Hethiet Uria is door jouw toedoen gedood. Je hebt hem zijn vrouw afgenomen en hem in de strijd tegen de Ammonieten laten vermoorden. 10 Welnu, voortaan zullen moord en doodslag in je koningshuis om zich heen grijpen, omdat je mij hebt getrotseerd en de vrouw van Uria tot vrouw hebt genomen. 11 Dit zegt de HEER: Je eigen familie zal een bron van ellende voor je worden. Je zult moeten aanzien dat ik je vrouwen aan een ander geef, aan iemand van je eigen familie. Die zal met je vrouwen slapen op klaarlichte dag. 12 Jij hebt in het diepste geheim gehandeld, maar ik zal dit laten gebeuren ten overstaan van heel Israël en in het volle daglicht.’ 13 David antwoordde Natan: ‘Ik heb gezondigd tegen de HEER.’ Toen zei Natan: ‘De HEER vergeeft u die zonde, u zult niet sterven. 14 Maar omdat u de vijanden van de HEER aanleiding hebt gegeven tot laster, moet wel uw pasgeboren zoon sterven.’ 15 Daarop ging Natan naar huis. De HEER trof het kind dat de vrouw van Uria David gebaard had, met een dodelijke ziekte.
Hij stuurde de profeet Natan naar David toe om hem het volgende te vertellen: ‘Er woonden eens twee mannen in dezelfde stad, een rijke en een arme. 2 De rijke man had heel veel geiten, schapen en runderen, 3 de arme man had niet meer dan één lammetje kunnen kopen. Hij koesterde het en het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen. Het at van zijn brood en dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot; hij had het lief als een dochter. 4 Op zekere dag kreeg de rijke man een gast op bezoek. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om de reiziger een van zijn eigen geiten, schapen of runderen voor te zetten. Daarom nam hij het lammetje van de arme man en zette dat zijn gast voor.’ 5 David ontstak in woede over de rijke man en zei tegen Natan: ‘Zo waar de HEER leeft, de man die zoiets doet verdient de dood. 6 Viervoudig moet hij het lam vergoeden, omdat hij zich zo harteloos heeft gedragen.’ 7 Toen zei Natan: ‘Die man, dat bent u! Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik was het die je zalfde tot koning van Israël, ik was het die je redde uit de greep van Saul. 8 Have en goed van je heer, en de vrouwen van je heer erbij, heb ik jou in de schoot geworpen; de heerschappij over Israël en Juda heb ik aan jou overgedragen. Als dat je te weinig is, zal ik er nog het een en ander aan toevoegen. 9 Waarom heb je dan mijn geboden met voeten getreden door iets te doen dat slecht is in mijn ogen? De Hethiet Uria is door jouw toedoen gedood. Je hebt hem zijn vrouw afgenomen en hem in de strijd tegen de Ammonieten laten vermoorden. 10 Welnu, voortaan zullen moord en doodslag in je koningshuis om zich heen grijpen, omdat je mij hebt getrotseerd en de vrouw van Uria tot vrouw hebt genomen. 11 Dit zegt de HEER: Je eigen familie zal een bron van ellende voor je worden. Je zult moeten aanzien dat ik je vrouwen aan een ander geef, aan iemand van je eigen familie. Die zal met je vrouwen slapen op klaarlichte dag. 12 Jij hebt in het diepste geheim gehandeld, maar ik zal dit laten gebeuren ten overstaan van heel Israël en in het volle daglicht.’ 13 David antwoordde Natan: ‘Ik heb gezondigd tegen de HEER.’ Toen zei Natan: ‘De HEER vergeeft u die zonde, u zult niet sterven. 14 Maar omdat u de vijanden van de HEER aanleiding hebt gegeven tot laster, moet wel uw pasgeboren zoon sterven.’ 15 Daarop ging Natan naar huis. De HEER trof het kind dat de vrouw van Uria David gebaard had, met een dodelijke ziekte.
16 David bad tot God voor de jongen. Hij vastte streng en legde zich ’s nachts op de grond te slapen. 17 De hovelingen probeerden hem ertoe te bewegen van de grond op te staan, maar hij weigerde, en hij wilde ook geen eten aannemen. 18 Na zeven dagen stierf het kind. Davids dienaren durfden hem niet te zeggen dat het kind was gestorven. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Toen het kind nog leefde wilde hij al niet naar ons luisteren. Hoe kunnen we hem dan zeggen dat het gestorven is? Hij zal een ongeluk begaan.’ 19 David zag zijn dienaren met elkaar fluisteren. Hij begreep dat het kind gestorven was en vroeg hun: ‘Is mijn kind dood?’ ‘Ja, het is gestorven,’ antwoordden ze. 20 David stond van de grond op, nam een bad, wreef zich in met olie en trok andere kleren aan. Hij ging het huis van de HEER binnen en knielde. Daarna ging hij naar huis en liet zich iets te eten brengen. 21 Zijn dienaren vroegen hem: ‘Hoe kunt u dat nu doen? Toen het kind nog leefde, vastte u en stortte u tranen, maar nu het gestorven is, staat u op en gaat u eten.’ 22 Hij antwoordde: ‘Toen het kind nog leefde, vastte ik en stortte ik tranen. Ik dacht: Wie weet is de HEER me genadig en blijft het kind in leven. 23 Maar nu het dood is, wat zou ik nu nog vasten? Daarmee kan ik het toch niet terughalen. Ik ga naar hem toe; hij komt niet terug bij mij.’
24 David troostte zijn vrouw Batseba. Hij sliep met haar en ze kreeg een zoon, die hij Salomo noemde. De HEER had het kind lief 25 en gaf het bij monde van de profeet Natan de naam Jedidja, ‘Lieveling van de HEER’.