Zondag beginnen we met een reeks over koning David.
In deze eerste lezing gaat het over de verkiezing van hem tot koning.
Dat gebeurt door Samuël.
Hij gaat naar Bethlehem, waar David woont.
Bethlehem kennen we natuurlijk ook vanwege dat andere verhaal: de geboorte van Jezus.
Al lezend vielen me diverse overeenkomsten op tussen beide verhalen.
Bij beide verhalen is sprake van schrik.
De herders ”vreesden zeer” toen de engel hen plotseling verscheen.
De oudsten van Bethlehem ”vreesden zeer” toen Samuël verscheen.
Tegelijk wordt de vrees weggenomen:
de engel zegt: ”vrede op aarde!”.
Ook Samuël zei dat al bij zijn komst: ”vrede!”
Die vrede/sjaloom heeft vervolgens alles te maken met wat er gaat gebeuren:
God kiest ‘voor Zich’ een koning.
Met Saul (die, toen hij gekozen werd, koning ‘voor het volk’ werd genoemd) was het verkeerd gegaan.
Nu weeft God Zíjn draad, en kiest Hij ‘voor Zich’ een koning.
Zowel bij het Kerstverhaal als hier, is sprake van een totaal onverwachte koning:
David was wel de laatste aan wie gedacht werd.
Het kind in de kribbe (de Zoon van David) was de laatste aan wie gedacht werd.
Beiden werden bedreigd:
Saul zocht David te doden.
Herodes zocht Jezus te doden.
Maar God zorgt dat het goed komt.
In een vastgelopen situatie creëert Hij een nieuw begin.
Toen:
David – de herdersjongen.
En later:
de Zoon van David – de Goede Herder.
Tot slot: Samuël zegt: we eten pas van de offermaaltijd, als de kandidaat-koning gezalfd is. Als de ”mashiach (gezalfde)”, messias, er is.
Zo mogen wij zondag met recht en reden het Avondmaal vieren. Immers, de Messias, de Zoon van David is erbij, met Zijn offer!
Hij – Gods Koning, voor Israël, en ook ons.
Lees hier 1 Samuël 16:1-13 (Vertaling Naardense Bijbel)
1 De Ene zegt tot Samuël:
tot wanneer blijf je om Saul rouwen?-
ik heb hem verworpen
om over Israël koning te zijn!-
vul je hoorn met olijfolie
en ga heen:
ik zend je tot Jesse de Betlehemiet,
want ik heb bij zijn zonen
voor mij een koning gezien!
2 Dan zegt Samuël: hoé kan ik gaan?-
Saul zal ervan horen en mij ombrengen!
••
De Ene zegt:
je moet aan je hand een runderkalf meenemen
en zeggen:
om dit te offeren aan de Ene
ben ik gekomen!-
3 je moet Jesse bij het offermaal roepen,-
en zelf zal ik
je laten weten wat je moet doen;
zalven zul je voor mij
degene van wie ik het tot je zeg!
4 Dan doet Samuël
wat de Ene heeft gesproken
en komt hij aan in Betlehem;
huiverend
gaan de oudsten van de stad hem tegemoet,
en zeggen: betekent je komst vrede?
5 Hij zegt: vrede!,
om te offeren aan de Ene ben ik gekomen;
heiligt u
en komt met mij bij het offermaal!
Hij laat Jesse en zijn zonen zich heiligen
en roept hen tot het offermaal.
6 En het geschiedt bij hun komst
dat hij Eliav aanziet,-
en zegt:
vast is hier tegenover de Ene zijn gezalfde!
7 Maar de Ene zegt tot Samuël:
verkijk je niet op zijn aanzien
en de hoogte van zijn gestalte,
want hem heb ik verworpen!-
want het gaat niet om wat de mens ziet,
want de mens ziet aan wat voor ogen is,
maar de Ene ziet het hart aan!
8 Dan roept Jesse Avinadav,-
en laat hem voorbijkomen
voor Samuëls aanschijn;
maar hij zegt:
ook deze heeft de Ene niet gekozen!
9 Dan laat Jesse Sjama voorbijkomen,
maar hij zegt:
ook deze heeft de Ene niet gekozen!
10 Zo laat Jesse
zeven zonen van hem voorbijkomen
voor Samuëls aanschijn;
en Samuël zegt tot Jesse:
al dezen heeft de Ene niet gekozen!
11 Dan zegt Samuël tot Jesse:
zijn alle jongens geweest?
En hij zegt: de kleinste is nog overgebleven,
zie, die is herder bij het wolvee!
Samuël zegt tot Jesse:
zend bericht en haal hem!-
want we zullen niet rond zijn
voordat hij hier is gekomen!
12 Hij zendt bericht en laat hem komen;
hij is rossig,
daarbij mooi van ogen en goed om te zien;
•
en de Ene zegt: sta op, zalf hem,
want deze is het!
13 Dan neemt Samuël de hoorn met de olijfolie
en zalft hem in de kring van zijn broeders;
de Geest van de Ene grijpt David aan
vanaf die dag en opwaarts;
Samuël staat op
en gaat terug naar Rama.