Zondag 22 april 2018 | Genesis 5

templemenorahZondag staan we stil bij het geslachtsregister uit Genesis 5.
Geslachtsregisters zijn niet zo populair: saai… dorre feitjes en leeftijden…
Toch zit er heel wat in, ik wil er een paar dingen uithalen.

”Dit is het boek van de geboorten uit Adam” (5:1)

‘Dit is het boek’ – dat klinkt alsof hier een eigen verhaal verteld wordt.
En dat klopt. Genesis 5 is misschien wel heel vroeger een eigen verhaal geweest,
met afstammingslijsten van Adam.

Naar algemeen wordt aangenomen hebben de vijf boeken van Mozes (waarvan Genesis het eerste is) hun definitieve vorm gekregen in de ballingschap.
Toen Israël in Babel was (voor straf wegens hun afdwalen van God) leek er geen toekomst meer.
Net als in het boek Genesis:
de mens had zich losgemaakt van God – de zondeval.

Maar juist daarom werd het boek Genesis geredigeerd zoals het nu voor ons ligt:
met éérst het verhaal van de zondeval.
De mens – door ongehoorzaamheid de hof uitgedreven…
Israël – door ongehoorzaamheid in ballingschap naar Babel verdreven…

Maar dan begint er een níeuw boek, een nieuw hoofdstuk:
‘dit is het boek van de geboorten uit Adam’!
Ondanks alles: gebóórten uit hem – kennelijk zat er toch toekomst in de mensheid.
De redacteur in Babel hield zijn volk voor: er zal ook voor jullie toekomst zijn.
En inderdaad – na 70 jaar mocht men weer terugkeren naar Israël.

Ook in een ander opzicht ligt er een gelijkenis met Israël.
Want ná het verhaal van de zondeval uit Genesis 3 volgt dat verschrikkelijke verhaal van de broedermoord van Kaïn op Abel.
Waarbij verder verteld werd over de lijn van Kaïn die uit zou monden in de braller Lamech, die zich er op beroemde dat hij een jongen doodsloeg omdat die hem een striem had toegebracht.
Met andere woorden: het was op schandalige wijze van kwaad tot erger gegaan.
Ook daar ligt een lijn naar Israël.
Want de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog doen sterk denken aan hoe Kaïn Abel vermoordde, en hoe Lamech dodelijk tekeer ging tegen een weerloze jongen.
Daar zijn geen woorden voor, wat ook Israël is geschied.
11 en 12 april is wereldwijd de gruwelijke Holocaust herdacht.

Maar, een week later, op 18 en 19 april werd de stichting van de Staat Israël herdacht. Ondanks al dat gruwelijke – werd er tóch een nieuw boek geschreven.
Een boek van geboorten uit de mens, Adam.
Uit het Joodse volk, dat zo reddeloos verloren leek, werd een Staat geboren.
Niet Lamech, niet de nazi’s hadden het laatste woord. Maar Israël.
En die staat bestaan nu alweer 70 jaar. En uit de mensen daar zijn alweer verschillende nieuwe generaties voortgekomen!

Zo bezien is Genesis 5 niet alleen een verhaal van toen.
De schrijver in Babel liet zien aan de mensen toen: het gaat ook over ons!
En wij mogen het ook op onze tijd betrekken.
Voor Israël in de eerste plaats.
En in Israël ook voor alle volkeren.
Er is toekomst – voor de mens, voor Adam!

Die toekomst voor Adam zou voortkomen uit een nieuwe zoon met de naam Set.
Een andere lijn was er immers niet.
Abel was vermoord.
De lijn van moordenaar Kaïn liep uit op braller Lamech.
Maar die lijn mócht geen toekomst hebben. Die stopt, in Genesis 4:24.
Als Lamech vol trots over z’n laffe moordpartijen heeft rondgeroepen, lezen we dat Adam zijn vrouw nogmaals bekent.
Het klinkt bijna humoristisch, alsof hij dacht: als het zo moet, dan trekken Eva en ik ons nog maar eens even terug. Want er is hard een andere mens nodig, in plaats van deze Lamech!

Er rustte zegen op Adams initiatief: er werd een nieuwe zoon geboren aan Adam en Eva:
‘Set’. Zijn naam betekent zoiets als ‘fundament’.
Zijn lijn zou toekomst betekenen voor de mensheid.
Op hém (en niet op de lijn van Kaïn) zou de toekomst voor het menselijk geslacht gebouwd worden.

We maken even pas op de plaats.
Want na Set volgt er een lang geslachtsregister.
Stuk voor stuk interessante namen, en zeer hoge leeftijden.
Maar we laten die even voor wat het is.
Ik wil met u naar de tiende naam in de lijst – die van Noach.
Want in de geslachtsregisters van Genesis is de tiende naam vaak een bijzondere.
Net zoals later zou gelden voor de tienden, dat ieder tiende deel (van het bezit of geld) aan God geheiligd, toegewijd zou moeten worden,
zo geldt ook voor iedere tiende generatie dat die een bijzondere rol vervult.
Denk maar aan Noach.
Maar denk ook aan de voortzetting van het geslachtsregister (na de zondvloed en na de toren van Babel, verteld in Genesis 11): dan is de tiende naam…: Abram!
Noach en Abram – twee rechtvaardigen, twee heiligen te midden van een heel mensengeslacht.
Twee heiligen die van bijzondere betekenis zouden zijn terwille van vele anderen.

We focussen nu dus al even op Noach, en het verhaal van de zondvloed en de ark.
Bij hem valt wat op: hij wordt ‘zoon’ genoemd.
Overal lezen we dat ‘iemand iemand geboren deed worden’ (en dan worden de namen daarbij genoemd).
Maar, bij Noach is het een beetje anders: dan wordt gezegd dat zijn vader een zóón geboren deed worden (5:28).
Nu is dat vrij logisch (want Noach, zo weten we allemaal, was een man en dus een zoon),
en daarom is het goed op dit kleine detail te letten.
Want het wil wat zeggen. In de Bijbel staat er niets zomaar.

Noach is dus een ‘zoon’. Daar moeten we het zoeken, bij het woordje ‘zoon’.
In het Hebreeuws betekent het woordje ‘ben’ dat met ‘zoon’ vertaald is tegelijk: ‘bouwer’.
Immers, een zoon bouwt voort aan het werk van zijn vader – zo was het toen althans vaak, en we kennen dat nog wel, dat een bedrijf door de zoon wordt overgenomen.
Soms zit het zelfs in de naam: ‘… & zonen’.
De zoon als voortbouwer op het fundament dat door de vader of voorvader (want soms gaat een bedrijf al meerdere generaties mee) is gelegd.

Nu we dit zeggen, komen er een paar lijntjes samen.
We zagen immers dat ‘Set’ ‘fundament’ betekende.
Set droeg bovendien het beeld en gelijkenis van God, lezen we.
Set was een kostbaar fundament. In hem was nog iets van de Eeuwige Zélf te zien!
Op hem bouwt Noach, de zoon, voort.

Ja, Noach was een bouwer.
Dat hoef ik u niet te vertellen.
Hij bouwde een ark – een enorme klus.
Maar er is nog iets.
Want Noachs vader zegt bij Noachs naamgeving, dat zijn naam met ‘troost/rust’ te maken heeft. Noach, de bouwer, is blijkbaar een trooster, een rustbrenger.

En dat lezen we in Genesis 8: toen Noach later weer uít de ark kwam, bouwde hij nóg iets: een altaar.
En hij bracht op dat altaar een offer.
Het is trouwens het eerste offer waar we weer van lezen sinds het offer van Kaïn en Abel.
En net als bij Abel werd Noachs offer door God aangenomen.
Genesis 8:21 vertelt dat dit offer rúst bracht in Gods hart.
Noach had een altaar gebouwd.
Het offer bracht rust bij God.

En God deed een prachtige belofte: nooit meer zou Hij de aarde overgeven aan zoiets ergs.
Bovendien werd al een deel van de vloek uit Genesis 3 over de aarde opgeheven (8:21).
Er zou meer regelmaat in het leven komen: seizoenen, dag en nacht.
Het zou voor de boeren ná Noach makkelijker worden om de aarde te bewerken dan in de tijd van Adam.
Ná de zondvloed is er, dankzij Noachs offer, al een betere wereld tevoorschijn gekomen.
In die wereld leven wij nu.

Tegelijk weten we allemaal dat deze wereld het ook nog niet geheel is.
Het kwaad, de Kaïns en de Lamechs, kunnen nog steeds hoogtij vieren.
En de gebrokenheid kan nog zulke diepe sporen trekken.

Maar toch, wij leven al in de ‘tweede wereld’.
En wij verwachten een derde: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde!

Opnieuw dankzij een ‘zoon’ verwachten wij die.
Want wij lazen het geslachtsregister uit Lukas 3.
Daar ging het over het geslachtsregister van Jezus.
En daar werd de lijn van de Here Jezus helemaal teruggevoerd naar Adam.
Via Abram, via Noach, via Set: naar Adam.
”Jezus… zoon van Adam”.
En, staat er dan tenslotte: ”zoon van God”!

Laten we nu voor Jezus ook eens dat woordje ‘zoon’ uitleggen als ‘voortbouwer op’.
Dan krijgt het begrip (dat in de dogmatiek voor sommigen wel eens een beetje abstract is gebleven) ‘zoon van God’ en ‘zoon des mensen’ een hele concrete en waardevolle invulling.

Jezus kun je dan zien als degene die voortbouwt op waarvoor de mens (Adam) eigenlijk bedoeld is: Zoon des mensen. Hij brengt volledig en zuiver in praktijk waar alle mensen faalden.
En als mens bracht Hij zo zelfs het volmaakte offer van zijn leven.

En daarin was Hij ook helemaal ‘Zoon van God’. Want Hij bouwde voort op wat God had bedoeld, van de aanvang af: een gelukkige schepping, waarin er volop ruimte zou zijn voor liefde. Liefde tussen Hem en de mens. Liefde tussen mensen onderling. Iets waar Genesis 3 en 4 zulke harde strepen door hadden gezet.
Maar God bouwde voort.
Hij riep mensen. Eerst Set, het fundament, die Zijn beeld en gelijkenis vertoonde.
Daarna de eerste tiende – Noach, de rechtvaardige bouwer. Die het offer bracht.
Vervolgens de tweede tiende – Abram, die ook bereid was een offer te brengen: Isaäk, zijn eigen zoon, degene die zou voortbouwen op alles waar Abram voor stond en op hoopte.
Hij was bereid hem op te offeren… terwille van God!
Maar we weten het – God vroeg dit uiteraard niet van Abram.

Het zou Gods eigen Zoon worden, Jezus, die zijn leven zou geven.
Die in dat offer, dat verzoening tussen God en mens betekende, volledig voortbouwde op wat Gods wil was – dat alles weer goed zou komen!

Jezus – Die ook zijn Geest zou geven.
De Trooster.
Troost, daarmee zijn we weer bij de betekenis van Noachs naam: de zoon, de bouwer, de rustbrenger, de trooster.

Bij hem begon het. Zijn offer bracht rust en troost voor God en de aarde.
En sindsdien is het verder gegaan, de geslachten door, vertelt Lukas.
Helemaal tot op Jezus aan!

En wij? Wij leven al weer vele generaties later.
En hoeveel zullen er nog komen, voordat de aarde voltooid zal zijn?
We weten het niet.

Maar toch, dit oude ‘boek van de geboorten’ dat in Genesis verwerkt is, geeft hoop.
Hoop voor Israël, toen, in de ballingschap.
Nu weer in de eigen Staat.
Hoop voor de volkeren, die zich in Israël gezegend mogen weten.

Want God laat niet los wat Zijn hand begon.
Hij bouwt voort.
Ondanks Kaïns en Lamechs.
Hij vergeet het bloed van Abel niet.
Van de vermoordden in de Holocaust niet.
Van al zijn schepselen niet.
Ook van de wederzijdse slachtoffers in het huidige conflict niet.

En moge Hij verhoeden dat er nieuwe Lamechs opstaan,
in Israël, bij de volkeren rondom, of waar dan ook,
of in ons persoonlijk hart en leven.

Laten wij, op weg naar Pinksteren, bidden om de Trooster,
die net als de duif van Noach de trooster boven het water van de zondvloed
bij het allereerste donkere begin al boven de wateren zweefde.
De Schepper Geest, naar wiens Pinksterfeest wij toeleven,
die eens Israël voorgoed zal verhogen en alle volkeren met hen.
En dan zal God alle tranen van de ogen afwissen.
Het fundament van Set, waarop Noach voortbouwde,
waar Jezus het beslissende werk verrichtte,
zal dan áf zijn.
God alles in allen.

Het boek van de geboorten van Adam, waarvan wij het begin lazen,
zal dan, door alle breuken en barsten heen, tóch een happy einde kennen.

Dankzij de zonen, die aardden naar hun hemelse Vader.
Van wie Christus de belichaming zelve was.

Amen!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s