Zondag 13 november 2016 | Genesis 45:1-15

templemenorahZondag lezen we de prachtige en ontroerende ontknoping, waarbij Jozef zich bekendmaakt aan zijn broers.
Zij dachten te maken te hebben met een strenge Egyptische onderkoning, en waren inmiddels in een behoorlijk lastig parket gekomen.
Doordat Juda echter op weergaloze wijze liet merken dat zij echt veranderd waren, brak er iets bij Jozef. Hij kon zich niet langer goed houden, en maakte zichzelf bekend.

Dat verhaal uit Genesis 45:1-15 kun je hier lezen.

Het valt op hoezeer Jozef op de Here Jezus lijkt.

Hieronder wil ik er een paar verzen uitlichten, en de echo die ik in het Nieuwe Testament hoor, benoemen.

Allereerst echter valt nog iets anders op: in vers 1 moet iedereen op Jozefs gezag naar buiten. Dat doet sterk denken aan het verhaal in Genesis 39:11. Daar is Jozef in het huis van Potifar aan het werk, en wil de vrouw van Potifar hem verleiden. Ook daar staat vermeld dat er niemand in het huis is.
Toen ging het om een situatie waarin Jozef stand hield, en hem dit veel kostte.
Nu (opnieuw dus alleen in huis) gaat het om een situatie waarin hij juist wél ‘breekt’, en een grote rijkdom terugkrijgt: zijn broers.

Emoties spelen bij dit alles overigens een grote rol.
Er staat dat Jozef, toen iedereen weg was, zeer hard huilde.
Zo hard, dat de Egyptenaren en zelfs ‘het huis van de Farao’ het hoorden!
Dat moet voor die broers wat geweest zijn: die man die net nog als een strenge rechter
tegenover hen stond, barst opeens in een zeer luid geween uit.
Zomaar, voor hen onverklaarbaar!

Pas daarna, als Jozef weer woorden vindt, zegt hij het: ”Ik ben Jozef”.

Dan deinzen zijn broers achteruit. Héftig geschrokken.
Terugdeinzen: dat kom je in het Nieuwe Testament tegen in Lukas 5:8,9.
Na de wonderbare visvangst ervaren leerlingen van Jezus ineens diens goddelijkheid.
En dat maakt dat ze afstand nemen.
Jezus’ woord maakt hen echter duidelijk dat dat niet hoeft. Dat ze naderbij mogen komen.
Vrees niet!

Ook Jozef geeft dat aan: tot tweemaal toe klinkt het: kom dichterbij! (in vers 4 en 10).
Het is zijn grote verlangen dat zijn broers en vader hem nabij zullen zijn.

Terugdeinzen: het doet ook nog denken aan de soldaten in de hof van Gethsemané, die terugdeinzen als Jezus zijn goddelijke identiteit (blijkbaar voelbaar) bekend maakt: ‘Ik ben’, de Godsnaam! (Johannes 18: 1-9)
De soldaten vallen zelfs achterover.
Het verschil met de broers van Jozef is, dat dezen schrokken van wat ze aan Jozef (die tevens machtig onderkoning was) gedaan hádden. Dat kwam nooit meer goed…!
De soldaten schrikken denk ik, omdat ze voelen in Jezus met God zelf van doen te hebben. Wat ze móeten gaan doen, is ongehoord.

Jezus echter geeft aan dat dit moet geschieden, en laat de soldaten vervolgens hun werk doen.

Ook daarin zit weer een overeenkomst, volgens mij, met het Jozefverhaal.
Jozef geeft in vers 7 en 8 glashelder aan, dat zijn weg ook heeft moeten gaan zoals hij ging. En hij vergeeft zijn broers. Hij ziet hen eerder als een werktuig in Gods hand, dan als boosdoeners.
Hoewel, hij benoemt het wel fijntjes, wat ze hem aangedaan hebben (vers 4).
Maar tegelijk (en voor alles uit) noemt hij zichzelf: hun broer. En daarin zit al een stuk verzoening.

En verder God heeft door hun kwaad heen gehandeld, om iets goeds te doen:
Jozef zegt dat in vers 7:
God heeft Jozef willen gebruiken, opdat het huis van Jakob in de hongersnood in leven zou blijven.
En dat voortbestaan van Jakob (Israël) diende weer het welzijn van de wereld, de volkeren.
Jozef spreekt, profetisch, over een ”grote redding”, waar het voortbestaan van Israël een belangrijke schakel in vormt.

Gods oeroude belofte aan Israël, het volk dat nog steeds in ons midden is, blijft van kracht.
Door Israël heen zal Hij de volkeren zegenen.

Zijn diepste vervulling heeft dat gevonden in de komst (en te verwachten wederkomst) van Jezus, de Joodse Messias.
Een grote redding!

Tenslotte doet dit verhaal mij sterk denken aan Pasen en het getuigen van de opstanding.
Na zijn opstanding maakt Jezus zich bekend (net als Jozef hier), bijvoorbeeld aan de Emmaüsgangers en aan Maria, ook tot hun stomme verbazing!
Vervolgens komt er een opdracht achteraan: om te getuigen van Hem.
Dat Hij is opgestaan en leeft, en het goede met een ieder voorheeft.
En dat achter zijn dood en opstanding God zélf zit, die het goede met zijn wereld voorheeft!
Daar moet van getuigd worden.
Opdat (en dat is Jezus en Gods doel): ieder tot Hem komt.
God is uit op onze nabijheid.
Jezus gaat heen om ons plaats te bereiden.
In het huis van zijn Vader zijn vele woningen (Johannes 14:1-4).

Van dit kloppende hart van God dat verlangt naar nabijheid van zijn mensen, getuigt ook het Jozefverhaal op prachtige wijze.
Ook Jozef zendt zijn broers uit, om vader en heel de familie op te halen.
In Gosen is veel ruimte, veel woningen.
Prachtig, als ze elkaar straks weer nabij zijn, na heel die miserabele geschiedenis.

En hoe prachtig moet het zijn, als, na een soms eveneens miserabele wereldgeschiedenis broeders van  God en elkaar vervreemd zijn geraakt, eens de mensheid nabij God (en elkaar) is gekomen.
Wij mogen daarvan getuigen, en elkaar uitnodigen om naar deze God en elkaar te gaan!

Een paar mooie psalmen om te zingen die me te binnen vallen:

Psalm 100: ”Treed nader, tot gij Hem omringt”    ”zijn volk, de schapen die Hij hoedt, en als beminden weidt en voedt.”    ”Want God is overstelpend goed”

Psalm 121: ”Hij maakt het kwade goed, Hij is het die u hoedt”

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s