Een dramatisch verhaal zondag, over een familie die verscheurd raakt rond een erfeniskwestie.
Aanvankelijk was er enkel vreugde bij de geboorte van Isaäk.
Zijn naam betekent: men lacht.
En gelachen werd er: was het niet om te lachen dat een 100- en 90-jarige nog een kind wisten voort te brengen?
De vreugde duurt… totdat -jaren later – Sara zag dat Ismael lachte met Isaak.
Noot: veel vertalingen passen hier in mijn ogen verkeerde inlegkunde toe.Het werkwoord dat er staat luidt namelijk ”izakken” (letterlijk: lachen, wat de naam Izak betekent).
Letterlijk staat er: ”Ismael was aan het ”izakken” (lachen) (vers 9).
Hij zat gewoon onschuldig te lachen (in plaats van te plagen of te pesten wat een aantal vertalingen er van maakt).
Maar juist dat ”izakken” is zo pijnlijk voor Sara. Ineens beseft ze dat Ismael er ook nog is – naast Isaäk.
En dat hij – volgens oud-oosters recht – ook zal delen in de erfenis.
De toekomst is niet alleen voor haarzelf en haar zoon, maar ook voor ”de zoon van die Egyptische” (ze kan zijn naam niet uit haar mond krijgen…) – hij Izakt! (komt hem te nabij in haar ogen)
En ze zegt tegen Abraham: zij eruit of ik eruit.
Dramatisch. Een familie raakt verscheurd.
Diep ingrijpend voor Abraham ook: hij moet kiezen: tussen zijn vrouwen, zijn zonen.
En zelfs God zegt hem dat hij moet luisteren naar Sara, en Hagar en Ismael de woestijn moet insturen.
(een eerste beproeving, terwijl hij dan ook later nog eens zijn overgebleven zoon Isaäk moet gaan offeren).
Maar hij doet het gehoorzaam (en dan net als later bij Isaäk) verschijnt er op het moment supreme een engel die de situatie redt.
Bij Isaäk blijkt er een ram in de buurt die ineens gezien wordt (en het offer wordt ipv Isaäk); hier is het de waterbron waarop gewezen wordt en die ineens gezien wordt en redding betekent.
Daarnaast beslist God de erfeniskwestie.
Het eerstgeboorterecht zal gaan naar Isaäk. Uit hem zal Israel voortkomen, het unieke volk van de belofte van Gods heil voor heel de aarde.
Maar Ismael mag er ook zijn. Hij zal worden tot een groot volk en door God gezegend zijn.
Zo krijgen beiden een plek.
Kinderen van één (v)(V)ader.
Hier komt het verhaal:
1 |
De Ene heeft Sara bezocht |
Genesis 21
|
2 |
Sara wordt zwanger |
|
3 |
Dan roept Abraham als naam uit |
|
4 |
Abraham besnijdt zijn zoon Isaak |
|
5 |
Abraham is een ‘zoon van honderd jaar’,- |
|
6 |
en Sara zegt: |
|
7 |
En zij zegt: |
|
8 |
De nieuwgeborene wordt groter |
|
9 |
Dan ziet Sara de zoon van Hagar |
|
10 |
en zegt tot Abraham: |
|
11 |
Zeer slecht is dit woord |
|
12 |
Maar dan zegt God tot Abraham: |
|
13 |
en ook de zoon van de slavin,- |
|
14 |
Abraham recht zijn schouders |
|
15 |
Als de laatste druppels water |
|
16 |
Ze gaat heen en zet zich, zij alleen, |
|
17 |
Maar dan hoort God |
|
18 |
sta op, til de jongen op |
|
19 |
Dan opent God haar ogen: |
|
20 |
God is met de jongen en hij wordt groot; |
|
21 |
Hij zet zich neer in de woestijn Paran; |