Zondag beginnen we met een serie schriftlezingen uit Genesis, en wij ”vallen” in het verhaal van de roeping van Abram.
Om dit verhaal goed te begrijpen is het goed iets van de achtergrond te weten.
Dit verhaal volgt op het verhaal van de toren van Babel. Daar troffen we een mensheid aan die ”naam” wilde maken. Een hemelhoge toren moest hier het symbool van worden.
God echter maakte hier een eind aan, en verstrooide deze cultuur.
Het humoristische hierbij is, dat geen van de Babelmensen een naam draagt: het is een naamloos, anoniem collectief, er is zelfs niet één naam bewaard.
Direkt daarna lezen we het geslachtsregister van Sem (Noachs zoon).
En jawel: ”Sem” betekent: ”naam”!
Direkt daarna wemelt het van de namen:
een lijst die uitmondt bij Abram (Genesis 11:26).
Wanneer enkele verzen later Gods belofte aan Abram klinkt, staat er:
“Ik zal uw naam groot maken”! (Genesis 12:2)
Kortom, het verhaal van de roeping van Abram heeft als achtergrond het verhaal van Babel.
Letterlijk staat er ook, als God Abram roept:
”Ga voor jezelf!” (Genesis 12:1)
Ofwel: stap naar voren uit het naamloze, anonieme en grijze collectief, en word de mens die je mag zijn.
Een mens met een naam (identiteit).
Een mens bovendien die aan het begin zal staan van een totaal nieuw begin, een hoopvol begin voor heel de aarde:
”In jou zullen alle volkeren der aarde gezegend worden.” (Genesis 12:3)
En ook klinkt het: ”Ik zal jou maken tot een groot volk” (Genesis 12:2)
Let wel: dit alles wordt gezegd tegen de reeds geschetste achtergrond van Saraï’s onvruchtbaarheid.
Het leek een irreële oproep.
Maar…Abram ging, vertrouwde!
Hij wordt niet voor niets de vader van alle gelovigen genoemd.
Want dat is geloven: gaan voor iets wat je (nog) niet ziet.
Vertrouwend: niet op een machtige samenleving met een hoge toren,
maar op de Stem van deze God, die een belofte doet
en ons daar aktief bij wil betrekken.
Geloven, het heeft te maken met:
-horen
-vertrouwen
-loslaten
-lev
-gaan
-toeleven naar
-je leven in dienst stellen van
– … (vul maar aan!)
Genesis 11:27-12:9
En dit zijn de geboorten uit Terach: |
Genesis 11
|
|
28 |
Haran sterft |
|
29 |
Abram en Nachor nemen zich vrouwen; |
|
30 |
Maar Sarai blijkt onvruchtbaar: |
|
31 |
Terach neemt Abram, zijn zoon, mee |
|
32 |
De dagen van Terach worden |
Dan zegt de Ene tot Abram: |
Genesis 12
|
|
2 |
ik zal je maken tot een groot volk, |
|
3 |
ik zal zegenen wie jou zegenen |
|
4 |
Dan gáát Abram, |
|
5 |
Méé neemt Abram: zijn vrouw Sarai |
|
6 |
Abram doorkruist het land |
|
7 |
Maar de Ene laat zich aan Abram zien |
|
8 |
Hij trekt vandaar verder, op het gebergte aan |
|
9 |
Abram breekt op, |