Zondag lezen we het Pinksterevangelie uit Handelingen.
Het verhaal begint met te vertellen dat al dit bijzonders geschiedde op de ”dag van Pinksteren”.
Dat lijkt een open deur, maar dat is het niet.
Om dit goed te begrijpen moet je weten dat het Pinksterfeest (Wekenfeest) al een oud bestaand Joods feest was, door de Here God zelf ingesteld op de 50e dag na Pesach (Pasen).
Exact óp dit feest koos God er dus voor om zijn Geest uit te storten.
Net zoals Hij exact óp het Joodse Pesachfeest Jezus opwekte uit de dood.
De opstanding van Jezus betekende een geweldige onderstreping en verdieping van de betekenis van het Pesachfeest (bevrijding uit Egypte werd vanaf nu gekoppeld aan: bevrijding uit de zonde en de dood).
Net zo betekent de uitstorting van de Heilige Geest een onderstreping en verdieping van de betekenis van het Wekenfeest (Pinksterfeest).
Wat werd er namelijk gevierd?
1. De oogst
2. De gave van de Tien Geboden op de Sinaï
Op beide zaken sluit het werk van de heilige Geest aan.
1. De oogst: De gave van de Heilige Geest is een vrucht van het werk van de Here Jezus. Bovendien spreekt het Nieuwe Testament regelmatig over ”de vruchten van de Geest”. Hij zorgt ervoor dat er ook in óns leven goede vruchten groeien en rijpen!
2. De Tien Geboden: net zoals God de Tien Geboden gaf aan Mozes, brengt de Geest ons Gods geboden te binnen.
Het vuur op de ‘hoofden’ van de discipelen verwijst hiernaar.
In Exodus lezen we immers hoe Gods vuur op de top (letterlijk staat er in het Hebreeuws: ”het hoofd”!) van de berg Sinaï was toen de geboden gegeven werden.
Zo laat het verhaal uit Handelingen ons zien: Gods Geest schrijft ons Gods geboden in het hart,
en leert ons er uit te leven.
Dit zijn zomaar wat gedachten die voortvloeien uit dat eerste zinnetje, dat het gebeurde ”op de dag van het Pinksterfeest”.
Handelingen 2: 1-13