Zondag 22 december 2013 2 Samuel 11 en Matteus 1:7

Zondag staan we er bij stil hoe Matteus verwijst naar de donkere geschiedenis van David en Bathseba.
Opvallend is de dubbelheid in zijn woorden.
Enerzijds laat Matteus de glorie van David zien door te vermelden dat hij de grote koning Salomo verwekte.
Anderzijds is er fijntjes aan toegevoegd dat hij Salomo verwekte uit ‘de vrouw van Uria’.
Hiermee blijkt dat deze pijnlijke geschiedenis, die weliswaar wel vergeven was, nog geenszins vergeten is.
Of misschien kun je beter zeggen dat de naam van Uria nog niet vergeten is.
Hij was immers het slachtoffer geworden van Davids avontuur met Bathseba.
Toen Salomo geboren werd, was hij immers lang en breed uit de weg geruimd…

Daarom blijft er een dubbelheid: ook al is het nog zo mooi dat Salomo geboren werd, en langzaam maar zeker de lijn naar de Messias geweven werd, we mogen nooit vergeten dat het ‘in schade en in schande’ (Lied 713:1, dat ik denk ik laat zingen) is dat Hij nabij is gekomen.
Het leven met z’n pijnlijke rafels om wat gruwelijk mis is gegaan, en waarvan de niet te herstellen pijn blijft doorklinken.

Misschien zit er, zo zit ik te denken, ook nog wel een tegenstelling tussen de geschiedenis van Bathseba die door overspel (of moeten we zeggen: een verkeerde overmacht, David die zijn macht misbruikte?) zwanger was geworden en de geschiedenis van Maria die juist door Gods heiligheid (een goede overmacht, zijn zuivere Geest) zwanger was geworden. Het donker van de menselijke wantoestanden tegenover God Zelf die hoogstpersoonlijk zijn eigen Zoon inbrengt in deze wereld om er toch weer licht en toekomst in te brengen.
Als je het zo ziet, is de Messias niet zozeer iemand die ‘voortkwam uit David’, maar ‘verscheen ondanks David’, of misschien wel om hem te redden van het gapende gat waarin hij zich had begeven. Zo zegt de engel het althans: ”Je moet hem Jezus noemen, want Hij zal zijn volk redden van hun zonden” (vers 21).
Ze waren in iets vast komen te zitten, waar ze zichzelf niet meer uit konden redden.

Overigens zit er ook een tegenstelling tussen David en Jozef, zie ik nu.
David wilde koste wat kost zichzelf niet te schande maken (en had daar zelfs een moord voor over).
Jozef wilde Maria (die zwanger bleek uit de heilige Geest, een lastig verhaal om uit te leggen aan je omgeving!) niet te schande maken, en deed alles om haar goede naam te redden. Hij wilde desnoods zelf terugtreden. (vers 19). Jozef was een rechtvaardige, zegt Matteus!

Hoe het ook zij, hieronder geef ik de tekst van 2 Samuel 11:

2 Samuel 11

David en Batseba

11

1 Bij het aanbreken van het voorjaar, de tijd waarin koningen gewoonlijk ten strijde trekken, stuurde David opnieuw een leger eropuit, onder leiding van Joab en zijn aanvoerders, om de Ammonieten te verslaan en Rabba te belegeren. Zelf bleef hij in Jeruzalem achter.  2 Op een keer stond hij aan het eind van de middag op van zijn rustbed en liep wat heen en weer over het dak van het paleis. Beneden zag hij een vrouw die aan het baden was. Ze was heel mooi om te zien.  3 Hij liet uitzoeken wie ze was, en men zei hem: ‘Dat is Batseba, de dochter van Eliam, de vrouw van de Hethiet Uria.’  4 David liet haar bij zich komen en sliep met haar. (De voorgeschreven periode van onthouding na haar onreinheid was juist verstreken.) Daarna ging ze terug naar huis.  5 Enige tijd later merkte ze dat ze zwanger was. Ze liet dat aan David berichten,  6 waarop David aan Joab opdracht gaf om Uria naar hem toe te sturen.  7 Uria meldde zich op bevel van Joab bij David, die hem vroeg hoe Joab en het leger het maakten en hoe het er met de oorlog voorstond.  8 Vervolgens zei hij: ‘Ga naar huis en ontspan u wat.’ Toen Uria het paleis verliet, kreeg hij nog een geschenk van de koning mee.  9 Maar Uria ging niet naar huis; hij bleef slapen in het poortgebouw van het paleis, bij de knechten van zijn heer.  10 Toen men David verteld had dat Uria niet naar huis was gegaan, zei hij tegen hem: ‘U hebt toch een lange reis achter de rug. Waarom bent u niet naar huis gegaan?’  11 Uria antwoordde: ‘De ark en het leger van Israël en Juda zijn ondergebracht in hutten, opperbevelhebber Joab en zijn manschappen bivakkeren in het open veld; zou ik dan naar huis gaan om te eten en te drinken, en te slapen met mijn vrouw? Zo waar u leeft, dat doe ik niet!’  12 David zei tegen Uria: ‘Blijf ook vandaag nog hier, dan laat ik u morgen teruggaan.’ Uria bleef die dag dus nog in Jeruzalem. De dag daarop  13 nodigde David hem bij zich aan tafel en voerde hem dronken. Toch ging Uria ’s avonds niet naar huis, maar legde zich opnieuw te slapen bij de knechten van zijn heer.
14 De volgende morgen schreef David Joab een brief, die hij aan Uria meegaf.  15 In de brief stond: ‘Stel Uria op waar het hevigst wordt gevochten en geef hem geen rugdekking, opdat hij wordt getroffen en sneuvelt.’  16 Joab onderzocht waar de verdediging het sterkst was, en stelde Uria juist daar op.  17 De verdedigers van de stad deden een uitval naar Joab. Er vielen slachtoffers onder de soldaten van David, en ook Uria vond de dood.  18 Joab liet aan David verslag uitbrengen van de strijd  19 en beval de bode: ‘Als je de koning het hele verloop van de strijd hebt verteld,  20 en als hij dan woedend tegen je uitvalt: “Waarom hebben jullie je zo dicht bij de stad gewaagd? Jullie konden toch weten dat ze vanaf de muur zouden schieten!  21 Zijn jullie soms vergeten hoe Abimelech, de zoon van Jerubbeset, in Tebes aan zijn einde is gekomen? Een vrouw heeft toen vanaf de stadsmuur een maalsteen op zijn hoofd gegooid, zodat hij stierf. Waarom hebben jullie je dan zo dicht bij de muur gewaagd?” dan moet je zeggen: “Ook uw bevelhebber Uria is omgekomen.”’  22 De bode ging naar David en vertelde hem alles wat Joab hem had opgedragen.  23 Hij zei tegen David: ‘Onze tegenstanders waren sterker dan wij en deden een uitval naar ons. We dreven ze terug tot voor de poort,  24 maar toen namen de boogschutters ons vanaf de muur onder schot en sneuvelden er soldaten van de koning. Ook uw bevelhebber Uria is omgekomen.’  25 David droeg de bode op om tegen Joab te zeggen: ‘U moet er maar niet te slecht over oordelen; de oorlog eist nu eenmaal zijn tol. Houd moed! Heropen de aanval op de stad en maak haar met de grond gelijk.’
26 De vrouw van Uria kreeg bericht dat haar man was gesneuveld, en ze treurde om haar echtgenoot.  27 Toen de rouwtijd voorbij was, nam David haar bij zich aan het hof. Zij werd zijn vrouw en baarde hem een zoon.
Naar het oordeel van de HEER was het wel degelijk slecht wat David had gedaan.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s