Waar is Ruth gebleven?
Deze vraag kwam bij mij op.
Maar laten we bij het begin beginnen.
Boaz is door Ruth gevraagd losser te worden (d.w.z. dat de eigendommen van haarzelf en haar schoonmoeder Naomi bij Boaz gaan horen, zodat ze toekomst krijgen).
En Boaz wil wel!
Eén probleem: er is iemand met grotere rechten om losser te worden. Die moet eerst gevraagd worden. Boaz onderneemt direkt aktie, en gaat bij de poort zitten (de plaats waar juridische zaken werden afgehandeld).
En kijk: daar komt juist die man voorbij! (Ruth 4 vers1).
Toeval of niet?
De Midrash (een Joods bijbelcommentaar) heeft deze verklaring:
”Boaz nam zijn verantwoordelijkheid, net zoals ook Ruth en Naomi in de afgelopen hoofdstukken hun aandeel geleverd hebben. Daarom sprak de Heilige, gezegend zij Hij, ”Nu dien Ik ook mijn aandeel te leveren.”
Deze originele uitleg laat zien dat God de menselijke inspanningen zegent en aanvult. God zelf liet die man acuut langskomen, zodat Boaz in gesprek met hem kon over wie de losser zou worden.
Maar terug naar Boaz. Hij legt de deal voor: de man kan het land van Naomi (dat van haar overleden man Elimelech was geweest) kopen, en zo diens naam laten voortleven en Naomi toekomst bieden.
De man hapt toe, en wil wel losser van het land van Naomi worden.
Maar dan komt Boaz met zijn uitgekookte opmerking: ”maar dan dien je wel Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, erbij te nemen”.
Uitgekookt, want Boaz ontmoedigt hier deze potentiële losser, door er fijntjes op te wijzen dat Ruth een Moabitische is, ”impopulaire import” uit een Israel vijandig gezind land.
Tevens zegt hij dat ze vrouw is van ”de overledene”, en speelt daarmee in op sluimerend bijgeloof: zou de man van Ruth als straf overleden zijn omdat hij met een nota bene Moabitische getrouwd was? Wat zou dan de losser zelf te wachten staan, als ook hij met deze vrouw zou trouwen?
Boaz’ woorden hebben effekt: de potentiële losser ziet acuut van de deal af. Ruth kan hem gestolen worden! Het zou hem ten koste van teveel gaan, geeft hij aan.
Vervolgens horen we hoe Boaz direkt aktie onderneemt, losser wordt, Ruth trouwt, en met haar slaapt, waarop ze zwanger wordt en een zoon baart. (vers 13).
En nu komen we terug bij onze vraag aan het begin: waar is Ruth gebleven?
Haar naam wordt vanaf hier niet meer genoemd, en ook Boaz verdwijnt trouwens van het toneel. Alsof hun taak en rol in dit verhaal erop zit.
Er zijn commentaren die suggereren dat Boaz al snel na zijn huwelijk met Ruth overleden is. Als namelijk zoon Obed geboren wordt, krijgt deze zijn naam van de buurvrouwen (vers 17), daar waar normaal gesproken de vader de naam bekend maakte (vgl. Zacharias die Johannes’ naam bekend maakte, Lukas 1: 62,63).
Maar ook met Ruth lijkt iets aan de hand.
Sinds de bevalling, waarbij Obed geboren werd, lijkt immers alles om Naomi te draaien.
”Naomi heeft een zoon gekregen” (v.17), zeggen de mensen.
En in vers 16 staat letterlijk: ”Naomi nam de pasgeborene aan, en legt hem aan haar boezem. Zij wordt hem tot voedstermoeder.” (Naardense Bijbel).
Alsof Ruth (bij de bevalling?) iets is overkomen, waardoor Naomi de moederrol op zich neemt.
Wonderlijk trouwens, dat oma het kind blijkt te kunnen voeden!
Kortom, niet Ruth lijkt meer de moeder, maar Naomi, tot aan de borstvoeding toe.
Dit wonderlijke einde roept bij mij vragen op: waar is Ruth gebleven?
En: omdat het boek niet met haar eindigt: gaat het boek Ruth dan ten diepste niet over Ruth?
Wil het Bijbelboek Ruth ons uiteindelijk iets over Naomi vertellen. Is zij de eigenlijke hoofdpersoon? Hoe zij tot haar recht kwam, na alle ellende van verlies van man en zoons?
Of is het doel nóg dieper: laten zien hoe deze vrouw Naomi, bij wie de levensweg leek dood te lopen, dankzij Ruth en Boaz (en eigenlijk dankzij God zélf, die alles leidde) de voormoeder werd van niemand minder dan koning David? (vers 17 en 22).
Ik ben benieuwd naar jullie gedachten hierbij, of misschien bij nog heel andere dingen..
Ruth 4
1 Boaz was intussen naar de poort gegaan en daar gaan zitten. Toen kwam de man voorbij van wie hij gesproken had – zijn naam is niet van belang – en hij zei: ‘Kom hier even bij me zitten.’ De man deed wat hem gevraagd werd. 2 Ook vroeg Boaz tien stadsoudsten plaats te nemen, en ook zij gingen zitten. 3 Toen zei hij tegen de man die ook als losser kon optreden: ‘Het stuk land van onze broeder Elimelech wordt door Noömi, die teruggekeerd is uit Moab, verkocht. 4 Ik meen dan ook u het volgende te moeten meedelen: U kunt het stuk land kopen ten overstaan van de hier aanwezigen en ten overstaan van de oudsten van het volk. Als u van plan bent uw rechten te doen gelden, dan kunt u dat doen, zo niet dan moet u mij dat laten weten. U bent de eerste die hiervoor in aanmerking komt, en ik kom na u.’ ‘Ik zal mijn rechten doen gelden,’ zei de man. 5 Daarop zei Boaz: ‘Wanneer u het stuk land koopt van Noömi, koopt u het ook van Ruth, de weduwe uit Moab, en zal de naam van haar overleden man voortleven op zijn land.’ 6 Toen zei de man: ‘Dan kan ik mijn rechten niet doen gelden, want dat zou ten koste gaan van mijn eigen familiebezit. Neemt u het maar van mij over, want ik kan het me niet veroorloven. 7-8 Koopt u het land maar!’ en hij trok zijn sandaal uit. (Als vroeger een dergelijke koop of ruil rechtsgeldig gemaakt moest worden, bestond er in Israël het gebruik dat men zijn sandaal uittrok en die aan de ander gaf. Zo werd een dergelijke zaak in Israël bekrachtigd.) 8 [7–8] 9 Daarop sprak Boaz tot de oudsten en alle anderen die daar waren: ‘U bent er vandaag getuige van dat ik van Noömi het gehele bezit van Elimelech en dat van Kiljon en Machlon koop. 10 Daarmee neem ik ook Ruth tot vrouw, de Moabitische, de vrouw van Machlon, om de naam van haar overleden man te laten voortleven op zijn land. Zo zal zijn naam niet verloren gaan bij zijn verwanten en de inwoners van de stad. U bent daar vandaag getuige van.’ 11 ‘Ja,’ zeiden de oudsten en allen die bij de poort aanwezig waren, ‘daarvan zijn wij getuige. De HEER geve dat de vrouw die in uw huis komt zal zijn als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël groot hebben gemaakt, zodat ook u groot zult zijn in Efrata en uw naam in Betlehem zal voortbestaan. 12 Moge uw huis worden als het huis van Peres, de zoon van Tamar en Juda, en wel door de kinderen die de HEER u bij deze jonge vrouw zal geven.’
13 Daarna nam Boaz Ruth bij zich, zij werd zijn vrouw, en hij sliep met haar. De HEER liet haar zwanger worden en ze baarde een zoon. 14 De vrouwen zeiden tegen Noömi: ‘Geprezen zij de HEER, die jou vandaag iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal. Moge zijn naam in Israël blijven voortbestaan! 15 Hij zal je je levensvreugde teruggeven en je onderhouden als je oud bent, want je schoondochter, die je liefheeft en die meer waard is dan zeven zonen, heeft hem gebaard.’ 16 Noömi nam de jongen op haar schoot en bleef hem vanaf dat moment verzorgen. 17 De buurvrouwen gaven hem zijn naam. ‘Noömi heeft een zoon gekregen,’ zeiden ze, en ze noemden hem Obed. Hij is de vader van Isaï, die de vader is van David.
18 Dit zijn de nakomelingen van Peres: Peres verwekte Chesron, 19 Chesron verwekte Ram, Ram verwekte Amminadab, 20 Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, 21 Salmon verwekte Boaz, Boaz verwekte Obed, 22 Obed verwekte Isaï, en Isaï verwekte David.
|
Uit: De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap
|