Zondag lezen we verder over de profeet Elia.
Omdat we daar vorige week mee begonnen zijn (en ik toen geen dienst had) hier een korte intro:
Elia verscheen ten tonele in een tijd dat het slecht ging met Israel.
Koning Achab was met Izebel getrouwd.
Zij was afkomstig uit Sidon (ten noorden van Israel) en introduceerde de afgodendienst in Israel.
Om die reden, als straf, had Elia een droogte aangekondigd.
Die had grote gevolgen. Ook Elia kreeg het zwaar.
Het bijzondere van het verhaal voor komende zondag is,
dat God Elia laat uitwijken naar Sidon, en zegt dat daar een weduwe voor hem zal zorgen.
Dat is meteen al een stukje humor.
Nota bene uit het land waar de tegenstandster van Elia (Izebel) vandaan kwam, komt zijn redding!
Dan hield mij nog iets bezig bij dit verhaal.
In het begin lezen we dus dat God tegen Elia zegt:
“Ga naar Zarfat, bij Sidon, (…)
Ik zal daar een weduwvrouw gebieden om je te verzorgen!”
Aan de ene kant is dit bemoedigend,
maar tegelijk is het ook nog erg ”kale informatie”.
Immers, in Zarfat leefde vast meer dan één weduwe.
Om welke vrouw ging het?
Hoe kom je daar achter?
Ook wij kunnen daar wel eens vragen bij hebben:
hoe kom je nu concreet op het spoor wat Gods bedoeling met je leven is?
Bij dit verhaal moest ik denken aan een eerder verhaal uit de Bijbel: Genesis 24.
Dat lijkt hier wel op.
(Tussen haakjes: dat gebeurt vaker in de Bijbel: dat verhalen erg op elkaar lijken en dus iets te zeggen hebben over elkaar. Zie mijn boek over Salomo voor meer hierover)
Ik denk aan het verhaal uit Genesis 24, waar Abrahams knecht Eliezer er op uit gestuurd wordt
om in een ver land een bruid te zoeken voor Isaäk.
Maar… welke?
Eliezer bedacht toen het volgende.
Hij zei tegen God: laat het toch zo zijn dat de vrouw die mij water geeft als ik het vraag
dat die de ware voor Isaäk is.
Hij vroeg dus een teken.
En zo gebeurde het precies.
In bijna dezelfde woorden doet Elia wat Eliezer (wat lijken hun namen toch verdacht veel op elkaar! Eli-a en Eli-ezer., ofwel ”Mijn God is erbij” en ”Mijn God is hulp”) deed:
Hij ziet een weduwe en probeert hetzelfde als Eliezer:
”Haal voor mij toch een beetje water in de kruik, dat ik kan drinken!”
Opvallend is trouwens dat de situatie tegengesteld is aan die van Eliezer: bij Eliezer ging het om een bruid, hier om een weduwe (een man vinden – een man verliezen).
Eliezer had bruidsschatten bij zich – Elia is straatarm en houdt zijn hand juist op.
Een jong meisje (Rebekka) – een weduwe die op sterven na dood is (zo zegt ze het althans zelf: nog één maal en dan sterven mijn zoon en ik).
Rebekka die water put (beeld voor leven/voorspoed) – de weduwe die hout sprokkelt (beeld van armoede).
Bovendien is het ook erg bijzonder dat Elia hier op God vertrouwde. Wat had hij nu van een weduwe te verwachten? Weduwen stonden in die tijd financieel en maatschappelijk zeer zwak. Maar toch gaat hij vol vertrouwen op zijn zoektocht.
Een zoektocht die beloond wordt. Want de weduwe aan wie hij zijn vraag stelt, blijkt het inderdaad te zijn!
Tussen neus en lippen door heeft ze het over ”de HERE, je God”.
Blijkbaar wist zij er iets van dat Elia een God had die zo anders was dan de afgoden.
Ze noemt zelfs zijn Naam!
Ik denk dat we veel bemoediging uit dit verhaal kunnen halen.
Een oproep ook.
Om ook in onze tijd Gods beloftes serieus te nemen.
Ook als ze onhaalbaar lijken.
En om je ogen goed open te houden, met antennes en fijngevoeligheid te zoeken naar wat Gods bedoeling is ook in je eigen leven.
En dan ook maar gewoon te gaan proberen.
God vult het niet altijd concreet voor je in.
Elia moest het doen met een ”vage” belofte.
Maar hij ging op zoek, vertrouwde daarbij op wat in een eerdere geschiedenis was gebeurd,
en zijn zoeken werd vinden.
Zei Jezus het later ook niet: zoek en gij zult vinden!
God laat zich niet altijd zomaar vinden.
Je moet er wat voor doen.
Maar de zoeker wordt – vroeg of laat – beloond.
Samengevat: Gods leiding over ons leven sluit een aktieve opstelling/zoektocht van ons niet uit, maar in!
1 Koningen 17:7-16
7 |
Het geschiedt na verloop van dagen |
|
8 |
Dan geschiedt het spreken van de Ene |
|
9 |
sta op, ga naar Tsarefat, bij Tsidon, |
|
10 |
Hij staat op, gaat op Tsarefat aan; |
|
11 |
Zij gaat heen om dat te halen; |
|
12 |
Maar zij zegt: |
|
13 |
Elia zegt tot haar: vrees niet, |
|
14 |
want zo heeft gezegd de Ene, |
|
15 |
Dan gaat zij heen en doet |
|
16 |
De kruik meel is niet opgeraakt |